Op de Heemraadssingel

Toen ik woensdag de trein naar Rotterdam nam voor een borrel met vrienden, moest ik denken aan ‘El ciudadano ilustre’, een Argentijnse film over een Nobelprijswinnende schrijver die na zelfverkozen ballingschap terugkeert naar zijn geboortedorp. Dat doet ie officieel om er gelauwerd te worden, maar eigenlijk om er te slenteren down Memory Lane. Van dat laatste komt weinig terecht. De aanvankelijk enthousiaste bewoners veranderen langzaamaan in een lynch mob als blijkt dat de schrijver niet gezellig mee wenst te doen aan de voor hem georganiseerde festiviteiten, en ze beseffen hoezeer hij met hen de draak heeft gestoken in zijn boeken. De thuiskomst eindigt even open als gruwelijk.

Mijn Nobelprijs laat nog even op zich wachten, maar steeds als ik naar de Maasstad afreis vrees ik er een woedende middelbareschoolvriend te treffen die zich in een van mijn blogs herkend heeft. Wat woensdag meespeelde was dat we afgesproken hadden op een terras op de hoek van de Nieuwe Binnenweg en de Heemraadssingel. Een kroeg die zich niet alleen op plasafstand van mijn ouderlijk huis bevindt, maar tevens een kwart eeuw geleden door de H*lls Ang*ls geannexeerd is. Godallemachtig dacht ik, straks word ik door een roedel ex-klasgenootjes/outlaw bikers tegen de karaokemachine gegangbangd terwijl mijn jeugdtrauma’s zich voor me op de singel als een horrorfilm ontvouwen en ik ondertussen mijn debuut ‘Coef’ moet promoten!

Niets van dat al. De kroeg blijkt onlangs overgenomen door een fatsoenlijke horecaclan en is uitgerust met elegante gastvrouw, duurzame wijnen en postmoderne snacks. Daarbij werd de welhaast zomerse Heemraadssingel op een naburig trafohuisje bejubeld met schitterende historische foto’s van de net bevrijde singel in mei ’45. Wat kom ik toch uit een prachtbuurt, verzuchtte ik. Dáar heeft het niet aan gelegen...

Geen lynchpartij dus. Maar evenmin een feest der herkenning, hoe vaak ik de kroeg ook vanaf het terras belde om te vragen of De Schrijver Rein Hannik aanwezig was. Misschien moet ik het lot een handje helpen en enkele selfie-posters op het trafohuisje plakken, als ode aan Rotterdams minst erkende ereburger, een schrijver zo bescheiden dat ie zelfs zonder nominatie afgezien heeft van de Nobelprijs.

Ode aan bescheidenheid
Op de achtergrond het café