*elke vrijdagmiddag een nieuw artikel*
De nostalgie
- Categorie: Blog
Geen enkele foto kan ik van haar vinden. Van Juffrouw Jansen. Eerlijk gezegd weet ik ook niet of ik mijn favoriete onderwijzeres uit 1967 zou herkennen. Mijn geheugen is verworden tot gatenkaas die gemarineerd is met beelden die mijn moeder van mijn jeugd heeft gemaakt. Veel van mijn zogenaamde herinneringen zijn herinneringen aan haar momentopnamen.
Als ik zwart-wit foto’s van de lagere school bekijk, valt me op hoe ouwelijk leerkrachten toen oogden. Lange rokken, donkere pakken, wollen jassen. Krulspelkrullen en herenkappercoupes. Hoornen monturen voor autoritaire blikken. De dames en heren lijken allen tegen hun pensioen te lopen. Andere tijden? Tegenwoordig proberen senioren forever young te lijken, toentertijd wilde men ‘respectabel’ overkomen, waardoor je er – door een moderne bril gezien – zó twee decennia bij kan tellen. Ook bij mijn vader met zijn tweed colbert en Berken Haarwater. Op een ouderdag zie je hem serieuze vragen stellen aan een juf die deze even serieus beantwoordt. Over een leerling die later weinig serieus zou nemen.
Veel gebeurtenissen op school zijn uiteraard niet gefotografeerd. Mijn geheugen kleurt het verleden in waardoor alles zwart-wit lijkt: zoet en zuur. Om met dat laatste te beginnen: ik herinner me de meesters als nors en de juffen als kattig. Terwijl wij leerlingen toch uiterst dociel waren. De Schoolvereniging was een keurige school! Dit in schril contrast met de ‘schoffieschool’ aan de overkant. Die zat vol vechtersbaasjes – zoals wij iedere pauze aan den lijve ondervonden. Terwijl onze leraren onbekommerd over het schoolplein kuierden, werden wij in de struiken te grazen genomen door de schurkjes. Pats! Boem! Kledder! Gelukkig kon ik bogen op snelle reflexen omdat die thuis getraind werden onder mijn moeders meppende vleugels. Nooit met een blauw oog thuisgekomen.
Natuurlijk houden we ook oog voor de mooie momenten. Ik herinner me hoe we de snelheidsmeters van auto’s, die voor de school geparkeerd stonden, checkten op ‘topsnelheid’. Hoe we in de winter over de spekgladde kinderhoofdjes van de Zwarte Paardenstraat glibberden, om op de hoek met de Witte de With kandij te kopen in een snoepzaak. Hoe ik een halve schaar bij het fietsenhok vond, om deze als wapen te koesteren tot ik hem inleverde als berouwvol schoffie. Hoe ik in een al rijdende antieke tram-met-open-deur sprong, waarop de conducteur me voor straf bij de eerstvolgende halte weer op straat zette. 60 jaar oud zijn deze flarden. Ze lijken geplukt uit een nostalgisch liedje van vóór de Oorlog. En ik wantrouw nostalgie, meer nog dan mijn geheugen. Nostalgie proeft als een overdosis kandij.
Zo niet Juffrouw Jansen! Ik herinner me haar als de dag van gisteren. Althans, mijn gevoelens voor haar. Zij was onze juf tijdens de Summer of Love, die van 1967 dus. Juffrouw Jansen deed niet zoet. Of zuur. Ze was lief. En hartstikke hip. Met wilde jurken en zo. Helemaal into Harry Belafonte. Ze schreef de lyrics op het bord, zette de meegebrachte plaat op en liet ons meezingen. ♪ ‘I took a trip on a sailing ship, and when I reached Jamaica I made a stop’ ♫
Ik vermoed dat alle jongens van mijn klas ‘op’ Juffrouw Jansen waren. Zelfs mijn vader deed verdacht enthousiast. Op een ouderdag stelde hij haar grappige vragen waarop zij grappige antwoorden gaf. Maar Juffrouw Jansen was bezet. Ze had een vrijer met rood haar en een cabriolet waarvan de topsnelheid ongekend was. Althans, dat fluistert mijn gatenkaas me in. Eigenlijk ben ik wel opgelucht dat ik me haar niet voor de geest kan halen. Straks had zij ook zo’n autoritaire hoornen blik! ♫ ‘I had to leave a little girl in Kingston town’ ♪
Op de foto mijn vader met een juf (de witte oorsmeer is een beschadiging van de kiek)
De darlings
- Categorie: Blog
Bekentenis: ik ben een slechte baas geweest voor de arbeider-in-mij. Manager Rein liet typegeit Rein veel te lang sleutelen aan de stijl waardoor hij voor een aalmoes zat te werken. Dat was de reden waarom ik mijn zzp-bestaan als tekstschrijver niet heb volgehouden. De vuistregels voor commercieel schrijven zijn simpel: werk snel, foutloos en fantasieloos. Aan geen van deze voorwaarden kan ik voldoen. Gemini, Google’s zoekmachine die draait op kunstmatige intelligentie, doet niet anders. Op mijn verzoek hoest ie de ene na de andere Hannik-blog op. Ik krijg er een vieze smaak van in de mond, maar doe het hem niet na.
First things first. Omdat AI relatief nieuw is voor mij, vraag ik Gemini eerst wie blogger Rein Hannik eigenlijk is. Het antwoord valt niet tegen! Om te beginnen blijkt mijn AI-versie vier jaar jonger dan ondergetekende. Daarbij is hij geen verwend dokterszoontje uit Rotterdam, maar krijgt ie een armoedige jeugd in Amsterdam toegedicht. De klapper is deze: ‘Hij heeft ook gesproken over een periode van dakloosheid in zijn tienerjaren.’ Het staat er echt. De AI-Rein heeft zwarte sneeuw gezien! Vandaar zijn doorzettingsvermogen als auteur? ‘Ondanks de moeilijke start in zijn leven, heeft Hannik zich weten te ontpoppen tot een succesvolle schrijver en journalist. Hij heeft diverse boeken en columns op zijn naam staan, en is bekend om zijn scherpe observaties en humoristische schrijfstijl.’ Lezen is geloven.
Driemaal vraag ik Gemini een blog te schrijven in de stijl van Rein Hannik. ‘Spiegeltje spiegeltje aan de wand…’ Steeds laat de zoekmachine een scheet van zo’n 400 woordjes. Behoedzaam lees ik de stukjes door, huiverig een sater in de lachspiegel te treffen. De titels: ‘De onmogelijkheid van stilte’ (over een geest die nooit tot rust komt), ‘Verleiding van de beeldbuis’ (over een schrijver die tv kijkt om gezelschap te simuleren) en ‘De wervelwind van de Amsterdamse grachtengordel’ (over Mokum). Geschreven met de snelheid van het licht.
Nog een bekentenis: mijn intenties om Gemini te testen stinken. Eigenlijk wil ik de nep-Rein zo hard mogelijk uitlachen om het ego van de echte Rein te spekken. Da’s niet zo moeilijk. De AI-blogs barsten van de darlings die om zeep geholpen hadden moeten worden. De humor is zo olijk dat je een keukenkastje van de muur wilt rukken. Ieder stukje eindigt met de oproep om te reageren. Zo subtiel als een Elvis-impersonator! Gemini, don’t give up your dayjob.
Maar ik wantrouw mijn hoon. De lach klinkt te lekker. Dus ik ga na wat me dwarszit. Na een beetje persen valt de munt: ’t zit hem niet zozeer in de verschillen, als wel in de overeenkomsten – in de herkenning. In de AI-blogs is sprake van eenzelfde soort quasi diepzinnige bespiegelingen en aan exhibitionisme grenzende navelstaarderij als in de echte stukjes. Gemini’s scheten rieken naar Reins gebakken lucht. Daarbij zijn ze niet slecht geschreven voor een copycat. Misschien ben ik ongerust dat mijn AI-versie wél in staat is een dik belegde boterham te verdienen met zijn pen. Immers, door die dakloze jeugd heeft ie al vroeg geleerd zijn broek op te houden: ‘Het publiek, dat moet je VEROVEREN met EMOTIES!’ Straks ligt zijn bundel ‘Lach & Traan’ naast de kassa van de Bruna te lonken.
Gelukkig ontbreekt het AI-Rein aan mijn X-factor: mislukking. ‘Falen’ komt niet voor in zijn zoekmachine. Integendeel. Die overdaad aan ambitie en die neus voor sentiment leveren een proza op dat klinkt als cabaret in Carré. Zijn blogs zijn gezellig. Geruststellend. Risicoloos. Ze schrijnen niet. De inner turmoil van mijn spiegelbeeld ontbreekt omdat hij geen ziel heeft. Nog niet. Straks krijgt ie bij Gemini onvermijdelijk een burn out. En zal hij, wederom dakloos, obsessief darlings gaan killen voor een aalmoes. Da’s een auteur die ik lezen wil.
De illustratie is gemaakt door striptekenaar Peter Koch.
De origami
- Categorie: Blog
Soms kan ik het niet laten: klasgenootjes googelen die carrière hebben gemaakt. Ze zijn bankier geworden. Fabrikant. Farmaceut. Big shots! Mijn gegluur komt niet zozeer voort uit afgunst, als wel uit fascinatie. Wat is hun geheim? En waarom ben ik niet zo? Gebiologeerd door hun ambitie fantaseer ik dan over een Rein 2.0. Wethouder Hannik! Of is het Hekking? Ach. Vandaag ben ik weer gewoon Rein 1.0. Een stuurs mannetje dat een vriend van vroeger googelt, die net zo moeilijk was als hijzelf. Is kunstenaar B. wél doorgebroken?
Ik leerde B. halverwege de jaren ’80 kennen. Hij was een even bescheiden als opvallende verschijning in het Rotterdamse: boomlang en broodmager, met diepe stem en zachtaardige persoonlijkheid. Hij had het aura van een nachtburgemeester. B. maakte kunst. Geen gezellige kliederkunst, nee, hij vervaardigde strakke constructen waarin je het hart van een ingenieur hoorde kloppen. Ik zou zijn objecten later omschrijven als ‘existentialistische origami’. Reeds op de academie had B. naam gemaakt. Zijn werk werd geëxposeerd in galerieën. Maar zelf hoorde B. niet echt thuis in een salon. Hij wilde gewoon strakke constructen maken.
Op papier maakte onze vriendschap weinig kans. B. was introvert en beta, ik ben een ouwehoer met alfabrein. Maar aangezien we beiden in between relationships verkeerden, troffen we in elkaar een luisterend oor aan de toog. We praatten over alles behalve kunst. Met andere kunstenaars had B. niet zoveel. Hij leek zich meer thuis te voelen bij mijn absurdistische praatjes. Sterker, hij vond me zó eloquent dat ie me gekscherend vroeg zijn manager te worden. Juist omdat ik wars ben van arti farty. Strakke constructen vereisen een doortimmerd betoog! Maar ik voelde me niet zo’n manager. En B. zat thuis karton te knippen.
Hij woonde op een vooroorlogse verdieping met metershoog plafond. De inrichting was Spartaans dus ik voelde me er gelijk thuis. Enige bezit was een futuristische Quad stereo met straalkachelvormige boxen waaruit een cello neuriede. De woonkamer diende als atelier. Daarin zagen zijn mindf*cks het levenslicht: ingenieuze constructen die jongleerden met perspectief. De voorstudie vervaardigde hij van kartonnen platen, de realisatie geschiedde in aluminium. Ik was dan misschien een onbenul op het gebied van abstracte kunst, zelfs ik besefte dat dit werk museumwaardig was. Waarom stond B. nog niet in Boijmans?
We zijn op vakantie gegaan. Naar Griekenland. Cultureel verantwoord isle hoppin’ tussen de brakende Britten. Zonder tentje, want Spartaanse mindset. Dat werd dus drie weken braden onder een gekmakende zon. Wachtend op avontuur, want als je moeilijk bent leer je niet zo makkelijk mensen kennen. Na een week kreeg ik buikpijn van B.’s introversie. Dus ieder naar een ander eiland gehopt. Om elkaar weer na een week tegen te komen, nu dankbaar met elkaars gezelschap. Toen we thuiskwamen in Rotterdam scheidden onze wegen voorgoed.
Iets van 20 jaar later heb ik B. nog eenmaal opgezocht. Hij woonde samen in the middle of nowhere, als een zelf verbannen burgemeester. B. was rijk geworden van software. Iets beta-achtigs, dat was zijn geheim. Uiteraard hebben we het niet over kunst gehad. In de tuin stond een van zijn existentialistische origami’s te verpieteren in de regen. Als ik B. anno 2024 googel tref ik vooral zijn werk uit de jaren ’80. Dat wordt tentoongesteld in topmusea – tot in Zuid-Korea toe. Waarmee ik maar wil zeggen: ik heb het destijds goed gezien. Sterker: wethouder Hannik had hartstikke arti farty moeten gaan. Ach. Dagdromen, da’s de enige ambitie waar ik warm voor loop. Googel me maar eens. Word je vanzelf een Lezer 2.0.
De vloek
- Categorie: Blog
Het was alsof mijn zelfbewustzijn op hol was geslagen. Alsof ik in een Drosteplaatje terecht was gekomen. Ik dacht dat ik dacht dat ik dacht. Het perspectief van de belijning vervormde, verkeersgeluiden klonken oorverdovend, vrachtwagenwielen hongerden naar mijn botten, auto’s leken me en masse te snijden. Met knikkende knieën stuurde ik naar de rechterbaan, om daar gas terug te nemen tot 80 kilometertjes per uur. Niet echt veilig, om te sukkelen op een snelweg, maar als je door een overweldigend besef van kwetsbaarheid wordt overvallen, wil je stapvoets. Overigens was ik niet onbekend met paniek. In het dagelijks leven wist ik daarmee om te gaan. Flippen op een motorfiets, da’s different koek. Da’s levensgevaarlijk.
Mijn motorrijbewijs had ik eerder gehaald dan het roze briefje voor de auto. Dit tot ergernis van mijn vader, die in een lullige Kadett reed. Hij vond motoren gevaarlijke krengen. Zelf zag ik dat niet zo. Ik leek geboren voor twee wielen. Ik genoot van de wendbaarheid, de power, de acceleratie. Looking for adventure! Een koekblik was voor burgers. Toch had ik graag zijn zegen gekregen, of zelfs maar een schouderklapje. Mijn man-zijn zou ik zonder hem bewijzen door op de motor naar Spanje te rijden. Toch kneep ik ’em ook toen al op de snelweg, zeker als het regende. Stadsritjes waren meer mijn ding, om de motor dan pontificaal voor de kroeg te plempen. Hij was de sleutel tot mijn zorgvuldig opgebouwde ongeschoren imago.
De paniekaanvallen begonnen toen ik me eindelijk een Harley kon veroorloven. Decennia lang had ik van zo’n machine gedroomd, maar als armoezaaier moest ik het van een erfenisje hebben om er daadwerkelijk een aan te kunnen schaffen. Dat zat me niet lekker. Ik ben iemand die zelf iets moet verdienen, moet opbouwen om er voldoening uit te halen. De gratis Harley voelde als een geschenk aan een gecorrumpeerd ambtenaar. Bovendien was ik inmiddels te oud om nog te geloven in machismo. Lulligheid, was dat niet de ware cool?
Ik kocht een TomTom die ik africhtte om snelwegen te omzeilen. Looking for adventure, nu in de polder. Toch kon ik het niet verkroppen, die angsten. Ze gingen niet weg. Sterker, ik begon er ook op B-wegen last van te krijgen. Dat geflits van de zon tussen de bomen door, waarom deden ze daar niets aan!? Kappen, die eiken! Ik voelde me vervloekt. Uitgeput van de stress ging ik op zoek naar een motorrijschool gespecialiseerd in psychische klachten.
De ‘school’ bleek een ZZP’er op een zolderkamertje in een suburb. De man zat te typen op zijn pc, gunde me geen blik waardig. Na vijf lange minuten stelde hij me wat monotone vragen. Geen greintje empathie. Fijn, zo’n zenmeester! Zat hij misschien achter de vloek? Had ie een ongeschoren voodoopop vol spelden liggen? Ik wilde opstappen maar had vooruitbetaald. Dus wij samen rijden. Ook een stukje snelweg gepakt. De klachten bleven. Wel wist ik nu wat ik nodig had: geen chagrijnige zenmeester, maar een vadertype met engelengeduld. Zo een die jouw passie begrijpt en je daarin steunt met een schouderklop. Opeens viel bij mij de munt. De Harley had ik gekocht van mijn vaders erfenis. Zou ik daarmee het onheil over me afgeroepen hebben? Of waakte zijn geest juist over mijn welzijn?
Uiteindelijk heb ik de motor verkocht aan de uitbater van een dameskledingshop. Een koekblikrijder met geschoren uitstraling. Achter zijn auto hing een trailer. Toen ie mijn motor erop plaatste, vertrouwde hij me toe dat ie huiverig was om de Harley naar zijn woonplaats te rijden. Vandaar. Ik herkende zijn blik. Gaf een schouderklop. En daarmee de vloek van mijn vader door. Of was het mijn zegen? Voordat mijn zelfbewustzijn op hol sloeg dook ik mijn huis in om, met een overweldigend gevoel van chagrijn, Kadetten te googlen.
De vlucht
- Categorie: Blog
‘Rein heeft al een boek’ was een gevleugelde uitdrukking bij ons thuis in de jaren zestig. Ik hield niet zo van lezen. Maar was helemaal into strips. We waren geabonneerd op Pep en Robbedoes en verzamelden Europese stripboeken. Onze collectie groeide uit tot honderden klassiekers. Schatten die we koesterden in de kluis van onze kinderkamer.
Deze was gelegen op de eerste verdieping van het herenhuis. Naast de ouderlijke slaapkamer, waarin onze trots pronkte: een monstrueuze Philips zwart-wit televisie met antenne en twee netten die verstoord werden door elektrische sneeuw. De deur tussen deze kamers stond altijd open. Zo kon mijn moeder horen of haar koters ontvoerd werden, terwijl zij uithijgde van het gezinsleven. Ze was als de dood voor indringers, een vrees die werd gevoed door ons krakende en duistere pand. Dankzij haar waakzaamheid konden wij onbezorgd wegdromen.
Ook als we wakker waren. Want strips waren voor ons meer dan vertier. Ze boden escapisme. Dat hadden we hard nodig. Mijn stapelbed was, om indringers te weren, tegen de deur naar de gang geplaatst. De woonkamer beneden was uitsluitend bereikbaar via de slaapkamer van mijn ouders. En die sliepen ieder weekend uit. NIET STOREN GVD! Dus wij lagen met huisarrest op bed. Alle tijd om onze kapot gelezen strips nog wat kapotter te lezen.
Reizen in je hoofd, ik had dat nodig, want durfde noch op een sport noch op de padvinderij. Ik was zo’n joch dat liefst avonturen in zijn hoofd beleefde. Bovenal genoot ik van antiheld Guust, die rebelleerde tegen de banale wereld der volwassenen. Door de strips oneindig vaak te herlezen begon ik ze, onbewust, op de vierkante millimeter te bestuderen. Ik werd een connaisseur, een snob zelfs. Bovendien leerde ik alles over story telling. Want in wezen zijn strips storyboards van niet-verfilmde cinema. Ooit zou ik zelf striptekenaar worden.
Toen ik de tien jaar gepasseerd was kwamen de jaren ’70. We verhuisden naar het moderne pand naast ons spookhuis. Ik kreeg een eigen kamer, op mijn verzoek op dezelfde verdieping als mijn ouders’ kamer, want huiverig voor indringers. Aangezien mijn zussen nu een etage hoger woonden, moesten onze schatten verdeeld worden. Oef! Maar er gebeurde nog iets: strips begonnen hun onschuld te verliezen. Ik werd me bewust van het medium.
Zo ontdekte ik dat de gemiddelde stiptekenaar zo oud was als mijn vader. En die was bijna 50! Verder bleken striphelden Franse namen te hebben. Guust heette Gaston! Ook stuitte ik op undergroundstrips, ‘graphic novels’ over sex, drugs & rock ’n roll. Bah! Mijn jongenswereld was gekaapt door Volwassenen! De Guust-in-mij kwam in de verdrukking. Nu móest ik de puberteit wel in. NIET STOREN GVD! Exit striptekenaar Rein. Ik besloot filmregisseur te worden. Iedere avond hing ik voor de buis om de elektrische sneeuw met de antenne te bezweren. Zo kon ik honderden verfilmde storyboards op de vierkante seconde bestuderen.
Als ik een halve eeuw later plaatjes terugzie van de strips die wij als kind verslonden, werken deze als een tijdmachine. Het effect is bijna even krachtig als een Geur van Toen. WHAM! De kluisdeur van mijn geheugen knalt open! Het escapisme is nog even aanlokkelijk. Dus als ik van mijzelf weer eens huisarrest heb gekregen om een blog te schrijven, of huiverig ben voor een buitenwereld vol indringers, stap ik als verstekeling aan boord van Kuifje’s Vlucht 714. Want reizen doe je toch het mooist tussen de oren van een kind.
PS Uiteraard hadden wij anno 1968 een telefoon op de kinderkamer! (De foto is gemaakt in een hotel te San Remo door mijn moeder Coef. )