Zonder violen

Ik had het nog niet eerder gedaan. Niet bij de eerste date tenminste. Zo’n ontmoeting biedt toch weinig ruimte voor emotie. Je hele wezen is ingesteld op inschatten en oordelen. Is ze aantrekkelijk? Sexy? Slim? Hartelijk? Loopt ze als een gazelle of als een polderknol? Heeft ze Wella-lokken of zit ze met een anus prenaturalis? En de belangrijkste: is ze grappig? Een krater van ballotage is zo’n date, een flirtvermorzelaar.

Opvallend genoeg waren S. en ik al snel klaar met dat inschatten. Misschien omdat we niet smoor waren. We troffen iets anders, iets wat ons minstens zo dierbaar was: geestverwantschap. S. bleek net zo’n creatief monster als ondergetekende. Ze ontwierp decors voor theater & opera, sober en dwingend, subtiel en megalomaan. En was gek op mijn verhalen. Als het brein de grootste erogene zone van de mens is, dan hadden we een stampende gangbang, die zondagmiddag in dat tuttige café. Feest der herkenning!

Toch was dat niet waarom ik de zakdoek moest trekken. Dat kwam door het verhaal over haar man. Haar dode man. Overleden aan een hersentumor. S. vertelde hoe het was om te leven met iemand die muteerde als gevolg van zo’n gezwel. Hoe hij opblies door het medicijngebruik. Achterdochtig werd. Verwijtend. Naar woorden zoekend. Krankzinnig. Hoe zij zich schuldig ging voelen toen ze hem dood begon te wensen. Hoe hij na een jaar weer bij zinnen kwam. Zijn eigen begrafenis regelde, maar het niet kon opbrengen afscheid te nemen van zijn dochtertjes. En uiteindelijk de gifbeker leegdronk, in één teug, een ijzig “Ad fundum!” toevoegend. Hoe zij een week later nog katatonisch was.

Geen traan heeft S. bij haar verhaal gelaten. Ze vertelde het feitelijk, zonder sentiment. Spaarde zichzelf noch haar grote liefde. Koel als in cool. Ik niet. Ik zat te trillen op mijn stoel, de tranen onbeheersbaar over mijn smoel meanderend. Deed geen moeite me goed te houden of te excuseren. Luisterde slechts. Begreep opeens waarom overlevenden vaak zo weinig emotie tonen. Omdat waar verdriet geen violen verdraagt.

Dat onze relatie geen eeuwig leven beschoren was, wisten we eigenlijk al bij die eerste date. Zij een druk gezin plus workaholische persoonlijkheid, ik een druktemijder met dito focus, en nog eens 100 kilometer NS-ellende tussen ons. En eerlijk is eerlijk, soms misten we het smoorzijn. Maar de mooiste zondagochtenden van mijn leven heb ik met haar doorgebracht, dagdromend over het alles, schaterend om het niets. Dus als ik me nu weer eens eenzaam voel of bij de pakken neerzit, dan denk ik aan die man die de kloten had om de beker leeg te drinken. En schrijf ik door, alsof het ’t laatste is wat op ik op deze aardkloot zal doen.

Ad fundum
Een decor van S., vereeuwigd door Ben van Duin