Op de invalidenstoel

Voor een bewoner van een wijk waar de integratie volkomen mislukt lijkt, is het moeilijk de zegeningen van de multiculti te tellen. Een mens zou er bijkans nationalistisch van worden. Gelukkig maak ik ook momenten van verbinding mee die niet door de overheid gefabriceerd zijn. Zo trof ik in de bus richting U. een Indiase chauffeur die mij in mijn hoofd deed dansen. Maar niet voordat ik duizend doden was gestorven.

Ik had plaatsgenomen in de solo-stoel vooraan, die eigenlijk gereserveerd is voor invaliden. Hier zou ik gezellig met de chauffeur ‘mee’ kunnen rijden om dan onvermijdelijk in een middagdutje af te glijden. Het was me niet gegund. De man bleek miskend muzikant. Ik zat nog maar net of hij begon te fluiten. Vals. Aanhoudend. Ongegeneerd. Alsof er niemand anders in de bus zat. Toegegeven, ik was de enige passagier, en mogelijk invalide, maar dat maakte het niet minder onmenselijk.

Stapel werd ik van zijn gefluit. Niet alleen vanwege de dissonantie, vooral vanwege de ongeremdheid. Mensen die uit volle overtuiging iets doen waar ze geen enkel talent voor hebben omdat ze nu eenmaal opgevoed zijn door toegevende ouders, die moeten dood van mij. Al na een paar minuten begon ik naar de noodrem te zoeken. Vroeg ik me af of ik de voorruit kon inslaan met zo’n mini-hamertje. En bedacht ik een manier om de chauffeur te wurgen zonder de bus te laten crashen.

Op het moment dat ik mijn schoenveter om zijn hals wilde trekken, verscheen er een oogverblindend licht voor de bus. Een Aloha hakbar? Een close encounter met een UFO? Een bijna-doodervaring? Nope, we waren in een Bollywoodfilm beland! Opgeroepen door de fluit van de buschauffeur! Prinsessen met zijden jurken en klatergouden kroontjes, gadegeslagen door prinsen/buschauffeurs met taxi-snorren en imitatie Ray-Bans, sierlijk swingend op volksmuziek zo opzwepend dat die nooit een hit kan worden in ons saaie westen. Eigenlijk is Bollywood de enige cultuur waar iedere aardbewoner zich mee verbonden voelt.

Lang duurde ons uitstapje niet. Maar toen de bus weer op het asfalt terecht was gekomen, betrapte ik me erop met de chauffeur mee te fluiten. Vals. Aanhoudend. Ongegeneerd. Alsof er niemand anders in de bus zat. Om even later, in Neerlands grootste stationshal, nog wat invalide danspasjes te maken, dit tot grote ergernis van de Hollanders die opgevoed zijn door calvinistische ouders.