Van het Herderplein

Ooit was ik in Oost-Duitsland. Daar voelde ik me - ondanks de Duitsers - onmiddellijk thuis. Niet alleen vanwege het gestencilde geld, leeglopende sigaretten en zwaarbewapende conducteurs. Het was vooral de architectuur die indruk op me maakte. Zelden had ik zo’n zee van troosteloosheid aanschouwd. Grauw beton, waar je ook keek. Een universum waar slechts dromers overleven.

De buurt waar ik nu resideer heeft een hoog Oost-Duits gehalte. Nou ja, voor de helft dan. Het andere gedeelte bestaat uit dure koopwoningen, doorzonlivings voor tweeverdieners. Als ik tijdens mijn dagelijkse wandeling bij hen naar binnen gluur, betrap ik me wel eens op een zweem van jaloezie, die weer plaats maakt voor huiver. Zinkende kookeilanden, voorbestemde carrières, krampachtige relaties. Mistroostig word ik ervan.

Gelukkig kan ik daarna weer bijtanken op het Herderplein achter mijn flat. Dat is met afstand de meest verwaarloosde plek van het noordelijk halfrond. Iedere week sneuvelt er wel een winkelruit, massieve rolluiken ten spijt. De laatste groenteboer is er vijf jaar geleden weggepest. Zelfs dealers mijden de bad vibes. Wat rest zijn enkele diehards die er hun euri witwassen in de nagelloze nagelstudio.

Soms probeert een vermaledijde wethouder zijn blazoen op te poetsen door ons Herderplein op te leuken. Met kekke mozaïekjes en ten dode opgeschreven groen. De arrogantie! Gelukkig blijkt zo’n reanimatie weinig duurzaam, al was het maar door de magnetische aantrekkingskracht op hangwerklozen en zwerfvuil. Onze Herder heeft zo zijn eigen opvattingen over urbane esthetiek.

Wat het plein voor mij bijzonder maakt is een ogenschijnlijke stijlbreuk: een standbeeld van een nakende dame, haar weelderige vormen zonder enige terughoudendheid tentoonspreidend. Wie zij voorstelt of wie haar schepper is wil ik niet weten. Voor mij is ze de beschermvrouwe van deze prachtwijk, een matriarch die ons met haar dikke reet behoedt voor het vallen van de imaginaire Muur.

De beschermvrouwe
Je moet het bij daglicht zien