En het afwaswater

Het was nog warmer dan het nu is. De ergste hittegolf sinds mensenheugenis, zei men. We lagen op bed. Naakt. Badend in elkaars zweet. Het raam wijd open, de luxaflex neer. Beneden raasde het verkeer door het lauwe afwaswater van de nacht. Toeterend... bandenpiepend... wegstervend...

We waren dronken, zoals altijd na het uitgaan. We hadden liederlijke seks gehad, zoals altijd na het drinken. Nu smeulden we na als de half verkoolde resten van een veldslag, deinend op de geluidsgolven uit de speakers, de pick-up op repeat voor een hypnotische cadans.

Tegen mijn gewoonte in bleef ik die nacht bij haar. Misschien omdat ik te moe was. Misschien omdat ik besefte dat dit Het Moment was. Dat het nooit beter zou worden dan deze ogenschijnlijk banale, slapeloze droomnacht. Omdat het universum even klopte. Het Lot ons elkaar gunde.

Natuurlijk is het niet ‘aan’ gebleven. Ik was te moeilijk, zij te onzeker. Die obstakels verdwenen alleen met een wijnhoofd. Dan werden we beesten. Lounge lizards die elkaar al in de kroeg in een target lock namen, elkaar onbeschaamd tegen de toog opvreeën tot ze door verbolgen stamgasten en barmannen de tent uit gejaagd werden. Triomf der lust!

Nu is ze met een man die geen drank nodig heeft om te genieten. Hij hoeft niet moeilijk te doen om zichzelf te zijn. Hij is een man met balans. Innerlijke rust. Een man die altijd blijft slapen en haar dan overstelpt met liefde. Bij hem is ze nooit onzeker, hoeft ze nimmer aan de wijn. Met hem klopt het universum. Iedere dag opnieuw.

Tot er een hittegolf uitbreekt.

Dan kan ze de slaap niet vatten. Doet ze het raam wat verder open. Zet ze die ene grijs gedraaide plaat op repeat. Trekt ze een fles wijn open. En deint ze weg op de hypnotiserende geluidsgolf, terwijl beneden het verkeer door het lauwe afwaswater van de nacht raast. Toeterend... bandenpiepend... wegstervend...

De hittegolf
Venetian blinds