Van Sjors

‘NNN*UKENNNN!!’ gromde Sjors boven het zoveelste fluitje Heineken, zijn snijtanden ontblotend. Behoorlijk dreigend klonk dat, terwijl deze veertiger met zijn corduroy jasje, Rien Poortvlietsikje en dwars gekamde haar toch vooral op een leraar biologie leek. Het waren zijn ogen die afweken. Die loerden de kroeg rond als een roofdier. Niet op zoek naar iets neukbaars, maar naar iets provoceerbaars; een studentje met bekakte praatjes of een koppelbaas met sterke verhalen. Stuk voor stuk werden ze door hem op de korrel genomen. Niemand had zo’n grote lulkoekdetector als Sjors.

Zijn geld verdiende hij met olieboren in Arabië. Dat deed ie een paar maanden non-stop om er dan de rest van het jaar op te teren. In onze stamkroeg om precies te zijn. Daar zoop hij alle fluitjes op die er in het fust zaten. Toch, zat heb ik hem nooit zien worden. Sjors had geen kwade dronk nodig voor zijn misantropie.

Waarom ik hem mocht weet ik niet meer precies. Misschien omdat hij de enige van het meubilair was die nooit sociaal wenselijk probeerde te doen. Of omdat ik een oudere broer in hem vermoedde. Waarom Sjors mij mocht weet ik ook niet meer precies. Misschien omdat ik de enige stamgast was die wel eens een normaal gesprek met hem aanknoopte. Dan liet hij iets doorschemeren van de doodeenzame ziel die er achter dat sarcasme schuilging. Scheelden we meer dan twintig jaar, als we samen aan de toog hingen leken we overlevenden van eenzelfde disfunctionele familie.

Zo tegen sluitingstijd liet Sjors steevast een taxi bellen. Bestemming: Katendrecht. Want dat NNN*UKENNN!! deed ie natuurlijk niet met een vriendin, maar bij de hoeren. Eenmaal vroeg hij me mee naar de Kaap. Niet om van bil te gaan, daar was ik veel te bleu voor, maar voor een afzakkertje. Tuurlijk! kraaide ik in een vlaag van dronken overmoed. Dat zou ik weten. Als enige kaaskoppen belandden we in een pikdonkere Surinaamse kroeg. Was grootverbruiker Sjors hun roomblanke mascotte, ikzelf voelde me minder op mijn gemak, en probeerde die angst te overschreeuwen door de loftrompet af te steken over mijn held Chuck Berry - getetter dat normaal gesproken direct door Sjors op de korrel genomen zou worden. Maar toen mijn bravoure niet gewaardeerd werd door de clientèle en er zelfs iemand met me op de vuist wilde, hoefde Sjors slechts te grommen om de gemoederen te bedaren. We zijn heelhuids thuis gekomen.

Bij Sjors wel te verstaan. Hij had een tweekamerappartementje op de Brielselaan, zo mogelijk nog deprimerender dan mijn eigen schimmelhok in Oud West. En zo apart. Nog voordat ik dronken op zijn sofa in coma viel vroeg ik hem waarom hij in godsnaam beide kamers een stofzuiger in aanslag had staan. ‘Dan hoef ik minder moeite te doen,’ antwoordde hij met een blik alsof ik naar de allerbekendste weg vroeg. Zulk een rücksichtslos doorgevoerd pragmatisme maakte een onuitwisbare indruk op me.

Nu ik mijn sporen had verdiend als kroegpuppy vroeg hij me ook een keer voor een klus. Samen met wat andere stamgasten auto’s van A naar B rijden. Tuurlijk! kraaide ik in een vlaag van dronken overmoed. Dat zou ik weten. Rillend van de katerpaniek zat ik de volgende dag achter het stuur, me bij iedere af te leggen meter afvragend of de auto gestolen was, hoeveel lijken en drugs er in de kofferbak lagen, of ik nog te veel alcohol in mijn bloed had en of je al rijdend een blackout kon krijgen. Helemaal niets gebeurde er. En toen ik een paar uur later een zakje zwarte centen in mijn knuist gedrukt kreeg in het crimineelste café van de Brielselaan, voelde ik me bijna een Sjors jr.

Onze stamkroeg sloot voorgoed haar deuren. Ik verloor Sjors uit het oog. Pas jaren later trof ik hem in een nieuwbakken bruin café te IJsselmonde. Hij ontblootte onmiddellijk zijn geelgerookte roofdiertanden. Wat een weerzien! Maar wat zag hij er… apart uit. Zijn dwarsgekamde haardos was gereduceerd tot enkele slierten, zijn wolvenogen staarden flets voor zich uit. Hij nipte aan zijn fluitje in plaats van het achterover te klokken. Olie boren, daar deed hij niet meer aan. Naar de hoeren ging ie evenmin meer. Hij woonde nu samen. Met een vrouw die carrière maakte. Ware liefde! Misschien had hij daarom geen zin om met haar te NNN*UKENNN!! Ik knikte begripvol. Bestelde nog een fluitje voor hem, wenste hem alle lust van de wereld en verdween voorgoed uit zijn leven.

Een Sjors geworden ben ik niet, al vermoed ik ergens een fanatiek olieboorder en notoir hoerenlopen deep down inside of me. En als ik nu foto’s van Sjors bekijk flitst het wel eens door me heen dat hij misschien vooral een triest geval was, een barfly die zijn levenslust verloor toen hij probeerde te aarden. Maar ik pas voor dat soort tijdreisarrogantie. Voor mij blijft Sjors de enige kroegwolf die twee stofzuigers in aanslag had. En gezegend was met de grootste lulkoekdetector van Rotterdam Zuid.

De stofzuigers
Sjors on a roll