En de mattenklopper

Nee, dit is geen klaverjasavond in de TBS-kliniek. Ook geen ledenvergadering van de Bond van Wetsovertreders. Dit is het therapiegroepje waarin ik jarenlang gebivakkeerd heb, halverwege de jaren negentig. Wisselde de groep van grootte en van samenstelling, ik bleek de meest hardnekkige stamgast.

De reden dat ik voor groepstherapie gekozen had was angst. Niet voor spinnen of tramconducteurs, maar voor groepstherapie. Groepsgewijs zielenknijpen leek me een stuk enger dan de individuele therapie waarin ik aanmodderde. En eng = goed. Dus hoppa. Alleen met lef verander je iets, was mijn gut feeling.

Toch waren het vooral mijn negatieve vooroordelen die bevestigd werden tijdens de eerste sessie. Godallemachtig, wat ging het er allemaal zoet en respectvol aan toe. Dat kwam door de therapeute, een zestigjarige Holocaustsurvivor met zwak voor zielige meisjes en de pik op mondige mannen. Doodgeërgerd heb ik me, aan haar politiek correcte cliché’s en dwingende manier van werken. Zo heftig was mijn weerzin dat ik me gelijk thuisvoelde.

Wat me verder opviel was dat de meeste mensen die aan groepstherapie doen helemaal geen therapie nodig hebben, terwijl de paar die het wél nodig hebben met de hakken in het zand gaan zitten. De Therapiefähigen versus de Argwaners zeg maar. De Fähigen stonden iedere keer weer te trappelen om emotioneel werk te doen. Of het nu ging om met een mattenklopper op een kussen (lees: foute papa) slaan, om heel hard huilen om heel diep leed (overleden hamster) of om innig huggen met een groepslid (dooie oma), de therapeute hoefde maar in d’r vingers te knippen of ze lieten alles lopen. Alsof ze op een plaatje van de juf aasden – ‘t vertrouwen droop hen uit de poriën. Ja, dacht ik, zo kan ik het ook!

Omdat ik het dus niet zo kon. Als Argwaner word je namelijk gekenmerkt door een diepgeworteld wantrouwen in verwerking en een buitensporige weerzin tegen voelen-op-commando. Met reden. Als je je jaren staande heb weten te houden met je eigen gemankeerde survival tools, ga je die echt niet even inruilen voor een nieuwe setje emotionele dopsleutels. En als ‘kwetsbaar opstellen’ ooit betekende ‘klappen incasseren’, dan ben je ook niet happig op een potje janken. Kortom, mijn cowboylaarshakken gingen zo diep mogelijk het zand van de arena in. Dat ik toch doorzette kwam door de groepsdynamiek. Die vond ik uitgesproken louterend. Je kunt meeleven met andermans verdriet of andermans bullshit ontzenuwen en vice versa. Een emotionele hogedrukpan, dat is het. Daarbij heeft de therapeut in zo’n setting minder macht en krijgt de waarheid meer kans, hoe goed verstopt soms ook.

Zo was er een groepslid dat ik wantrouwde. Niet omdat ze zo prat ging op haar burgermansbestaan, maar omdat ze zo godvergeten therapiefähig was. Vooral als ze emotioneel werk ging doen, zoals die middag dat ze haar grote trauma zou verwerken: aanranding door opa. Nou ja, aanranding, opa had haar tiet aangeraakt. Maar zo vertelde ze het niet. Ze vertelde het met Drama, Timing en Grote Emoties. Hoe vreselijk dit alles voor haar geweest was! Hoezeer het haar beschadigd had! Die vieze vuile smerige ouwe opa! Alsof ze auditie deed voor de kleinkunstacademie, zo dik aangezet klonk het. Enfin, opa symbolisch afgeranseld met de mattenklopper en de doos tissues kon weer vol gesnoten worden.

Na afloop van haar indrukwekkende performance mochten we zeggen hoe indrukwekkend we haar performance gevonden hadden. Dat deed iedereen braaf. Behalve ik. Geen compliment kon ik mijn strot uit krijgen. Een drama queen, dat vond ik haar. Zo bracht ik dat natuurlijk niet. Ik zei dat ik niets gevoeld had bij haar verhaal. Dat ik het wel geloofde, maar niet dat zij zo geleden had onder haar grabbelende opa. Dat het haar vooral om de aandacht te doen was. En dat die emotionele omweg haar werkelijke probleem was.

Dat was even slikken. Voor mij dan, want een pijnlijke stilte viel me ten deel. Ik zette me schrap voor de shit storm. Niets van dat al. Na een lange minuut schaarden de anderen zich schoorvoetend achter me. Tot ook de therapeute niet kon achterblijven en de fähige dame confronteerde met onze scepsis. Ze reageerde niet kwaad. Zette het evenmin op een blèren. Het leek wel alsof ze opgelucht was. Behaagziek-af. Hoe dan ook, een maand later was ze vertrokken. Omdat ze niets meer bij ons te zoeken had, zei ze. Maar dat wisten we al.

Soit. Laat ik mezelf niet stoerder maken dan ik ben. Iedereen heeft zo zijn opa’s – als ik iets geleerd heb in therapie is dat het wel: vier jaar heeft het me gekost om de groep achter me te laten, vier jaar om te roeien met de theelepeltjes die ik daar heb leren buigen, als een tweederangs Uri Geller. Maar met de mattenklopper zult u mij niet snel bezig zien. Niet nofig: de venijnige aanslag waarmee ik stukjes over mijn jeugd type druipt al van de verwerking. Hoe vreselijk alles was!

Groepstherapie
De groep in haar laatste jaar, zonder fähige dame en zonder therapeute, met ondergetekende op creatieve afstand achter de camera. Allemaal met de mattenklopper!