En de Emmer

‘Als je je rijbewijs en je typediploma maar hebt!’ Zonder me af te vragen waarom mijn vader mijn kansen zo pessimistisch had ingeschat, ging ik, gewapend met deze levenswijsheid, in 1978 op kamers. Vier hoog vóór op de Mathenesserdijk, met uitzicht op de brug. Ik vroeg een uitkering aan (daar was ik schoolverlater voor geworden!) en vulde mijn dagen thee al drinkend voor het raam, turend naar de hectiek beneden in het aardse dal. Mijn volwassen leven was begonnen.

Eenmaal per week moest ik mezelf uit deze meditatieve staat rukken om sollicitatiebrieven te schrijven. Voor gewone steuntrekkers ongetwijfeld een crime, ik ervoer deze verplichting als een uitdaging. Het maakte de Ausweisvervalser in mij wakker. Zo werd ik specialist in het selecteren van net-niet-haalbare vacatures (‘Hoofd Röntgenafdeling Dijkzicht Ziekenhuis m/v’) en het typen van freudian slip-of-the-fingers (‘tiet’ i.p.v. ‘niet’). De afwijzingen bewaarde ik als trofeeën.

Toen de Sociale Dienst na een paar maanden toch begon te morren (een tiet te veel getypt?) werd het tijd om een werkzaam leven te overwegen. De gedachte alleen al bezorgde me koude rillingen. Hoe te combineren met mijn contemplatieve bestaan! Na nog eens uit het raam getuurd te hebben vatte ik het plan op ongeschoold werk te zoeken, maar dan wel van het soort dat zó stompzinnig is dat je er écht niet bij hoeft na te denken. Een gezonde geest in een automatisch lichaam.

Voldaan met dit voornemen tuurde ik weer enkele weken naar het verkeer op de brug. Tot ik, verstopt onder tientallen afwijzingen, een flyer van de firma Scheidegger op de mat aantrof. Een cursus Blind Typen. Vooral dat ‘blind’ maakte indruk. Immers, typen kon ik al – het Rein H. Tweevingersysteem (met nijdige aanslag) – maar als ik dat nou blind zou kunnen én met tien vingers, dan zou mijn lichaam één worden met de typemachine en mijn geest vrij blijven voor diepe gedachtes! Een typemachinist! Nog diezelfde avond cursusgeld bij mijn vader losgeweekt. ‘Als je het maar afmaakt,’ gromde hij, een wijnglas AH-sherry achterover kiepend.

Scheideggers cursusruimte vertoonde postapocalyptische trekjes. Een kale verdieping op de West-Kruiskade met scheefhangend tl-licht, plastic koffiebekertjes en een reutelende radiator. We waren met een man of 20, waarvan driekwart vrouw. Niet de bartypes waar ik op gehoopt had, maar secretaresses met strenge mondhoeken. Op de tafels stonden typemachines gereed. Geen gewone. De toetsen waren geanonimiseerd met gekleurde rubber doppen. Wat een motie van wantrouwen! Of wilde Scheidegger de cursus soms mysterieuzer maken dan ie was?

De cursusleider heette ons welkom met een Duits accent. Hij vertelde over het levensbelang van blinde typevaardigheid en deelde een schema uit waarop de 10 vingers verdeeld werden over de gekleurde toetsen. We plaatsten onze 200 vingers in de juiste positie, waarop de leider een cassetterecorder aanklikte... en de stem van Fred Emmer weerklonk! Ondersteund door een stemmig huistuin&keukenorgel (het Riha Tweevingersysteem?) maakte Fred al schnabbelend duidelijk welke letters we die avond zouden gaan typen: D-F-K-L. “Wijs-en middelvingers op de rode en blauwe toetsen, blik voor u uit en DFKL… DFKL… DFKL… DFKL… DFKL… DFKL… DFKL… DFKL… DFKL… DFKL…”

Nu zullen de meesten onder u bij de naam ‘Fred Emmer’ denken aan een feilloze nieuwslezer. Ik daarentegen had van een vriendje-bij-de-NOS gehoord dat deze Emmer vieze boekjes schreef en lederen pakken droeg. Die vriend kon het weten want had naast Emmer gestaan toen deze stond te plassen in het NOS-toilet. Dus toen Fred ons met licht dwingende intonatie tot typen maande, werd ik bevangen door visioenen van Emmers plasporno. Nooit eerder had mijn geest zich zo onvrij gevoeld! “DFKL… DFKL… DFKL…” Ik keek om me heen, hunkerend naar een gelijkgestemde wanhoopsblik, maar trof slechts strenge mondhoeken. “DFKL… DFKL… DFKL… DFKL…” Was ik de enige die besefte dat we in een Wim T. Schippers terecht waren gekomen? “DFKL… DFKL… DFKL…”

Volgehouden heb ik het. Ternauwernood. Die eerste avond dan. Toen bleek dat de cursus nog wéken zou duren. En dat we huiswerk meekregen. Tienduizenden pagina’s vol DFKL’s moesten we thuis kloppen. Foutloos. Blind. Met vastgebonden handen. Volgende week dinsdag meenemen.

U begrijpt, het huiswerk heb ik zo lang mogelijk uitgesteld. Tot de volgende dinsdagavond. Half zeven. Nog steeds had ik geen letter geDFKL’d. Het klamzweet brak me uit. Zonder uit het raam te turen besloot ik dat ik geen klassikaal onderricht nodig had. Dat ik een autonoom was die puur op zelfdiscipline kon draaien. Ook zag ik in een flash of genius dat die dopjes onzin waren. Dat een mens niet voor niets twee ogen in zijn hoofd heeft. Dat het met 2 freewheelende vingers veel lekkerder typt dan met tien verkrampte. En dat huiswerk onzin is want typen toch vooral een intuïtieve vaardigheid. Ik koos, kortom, wederom voor het Rein H. Tweevingersysteem. Dat zou ik die typenazi’s wel eens even laten voelen als ik bij het examen aanschoof!

Nee, ik ben niet geweest. De typemachine-met-brailledopjes heb ik uit schaamte opgestuurd. Tegen mijn vader begon ik een verhaal over malafide typecursusorganisaties, totdat zijn ‘het wordt echt nooit wat met die jongen’-blik me tot een hakkelende biecht bracht. Hoezo volwassen leven.

Toch zul je niet snel iemand treffen die zo rap tweevingerig DFKL kan typen en ondertussen een film van Tarkovsky kan bekijken. Daarbij heb ik mijn rijbewijs wél gehaald, in één keer, tot afgrijzen van mijn instructeur. Heeft een paar leuke baantjes opgeleverd. Kortetermijnjobs, want meestal al na één dag lichte schade. Maar het Rein H. Tweevingerig Stuursysteem (met nijdig bochtenwerk), da’s weer een ander verhaal.

De Typemachinist
DFKL...