In de stadsboerderij

Je ziet ze wel eens langskomen op Facebook: foto’s uit verre landen waarop de stadsvernieuwing met de grootst mogelijke moeite om een huisje heen heeft moeten bouwen omdat de eigenaar ’t vertikt het pand te verkopen en te verkassen. Rare jongens, die Chinezen! denk je dan. Maar ik krijg er ook een toekomstvisioen bij.

Dat zit zo. Aangezien ik bezig ben met een autobiografische roman over een excentrieke schoolverlater-die-niet-weet-wat-ie-wil-worden, vraag ik mij regelmatig af wat ik toentertijd van mijn huidige zelf had gevonden. Vermoedelijk was ik me rot geschrokken. Wat een nukkige workaholic! Wat een kale kop! Wat een Iglobaard! Behoorlijk confronterend, zo’n fantasie. Daarbij is er geen enkele reden om aan te nemen dat ik me over NOG eens veertig jaar niet opnieuw zal rot schrikken van de dan 99-jarige Rein.

Tegen die tijd ben ik uit mijn flatje getrapt omdat de huurtoeslag is opgeheven. En heb ik mij, de maatschappij vervloekend omdat niemand mijn boeken wil kopen, teruggetrokken als kluizenaar. Ik weet ook precies waar: in de boerderij op de foto, gelegen bij de Douwe Egbertsfabriek. Deze hoeve wordt nu al ingeklemd door woekerend asfalt, drie parallelle bruggen, een megapopcornbios, een uitdijende yuppiewijk en een groeiend glaskantoor dat straks een schaduw op dit al zal werpen. Zo snoept de Toekomst iedere dag iets van het erf af.

Toch houdt de boerderij moedig stand. Ik heb dus goede hoop er in het jaar 2058 als senior kraker te zetelen. Dan zullen dagjesmensen op veilige afstand toezien hoe een uitgeteerde bejaarde met ZZ Top-baard heen en weer rent tussen methlabschuur, wietplantage en papaverkas, om af en toe met zijn dubbelloops wat hagel af te schieten op ’s lands laatste postbode, en zich ’s nachts te wijden aan wat – na zijn dood – zijn enige bestseller zal blijken: een autobiografische roman over een excentrieke schrijver-die-niet-weet-hoe-ie-kan-doorbreken. Damn. Ik heb er nu al zin an.

Boerderij
Leven in de moerassen