Tussen de schappen

De Albert Heijn bij mij om de hoek is de kleinste AH ter wereld. Mogelijk zelfs de kleinste van het heelal, parallelle universa even niet meegerekend. Daarmee heeft het filiaal de belangrijkste troef van het supermarktwezen verspeeld: het vermijden van menselijk contact. Boodschappen doen is hier full contact karate.

Omdat er in de wijde omtrek geen andere kruidenier te bekennen is, kan deze Appie toch rekenen op een trouwe klantenkring. Het zijn voornamelijk hogeropgeleide pappies en mammies die de ruimte bestormen met sleepmandjes, daarbij hun hogeropgeleide kinderen de vrije hand gevend om met miniboodschappenkarretjes het laatste restje vacuüm al krijsend en roetsjend en rollend te annexeren. Geen wonder dat de daklozenkrantverkoper de ingang bewaakt als ware deze de hellepoort.

De mini-AH mag dan een aanslag zijn op mijn territoriumbehoefte, het leed dat het personeel er moet doorstaan is onvoorstelbaar. Ik heb het niet over de caissières – dat is de elite – maar over het voetvolk, de vakkenvullers. Zelfs op de relatief rustige tijden dat ik de super aandoe (08:12) verraadt hun schichtige motoriek de nodige shell shock. Gek moeten ze worden van de hectiek. Soms wil ik hen gerust stellen met een spontane hug, maar dat wordt vast verkeerd uitgelegd. Terwijl ik toch ooit één van hen ben geweest. Reservevakkenvuller 1e klasse Rein H., lichting 1975, meldt zich.

Het baantje was mijn vaders idee. Áls ik zo nodig een brommer wilde, dan moest ik er maar voor werken. Maar eigenlijk vond ie vooral dat ik meer onder de mensen moest komen. Op voetbal of padvinderij of zeilkamp wilde ik niet, dus misschien dat vakkenvullen een mensenmens van me zou maken. De bedrijfsleider van de AH om de hoek was patiënt van hem, dus een week later kon ik beginnen. Daar stond ik dan om 08:12 op de Nieuwe Binnenweg, boterhamtrommeltje onder de oksel geklemd. Kaspar Hauser does Albert Heijn.

Vakkenvullen bleek complexe materie. Het vers moest achterin het schap verstopt, over-datum-producten juist in your face. En dan hebben we het nog niet over vastlopende prijstangen. Maar het waren vooral de collega’s die het baantje zwaar maakten. Hoon, ongein, afgunst, voetbalgezwam, klaagverhalen. En uiteraard moest het zoontje van de dokter extra ontgroend worden. Of misschien werden alle nieuwkomers uitgelachen als zij het pompwagentje met ton suiker niet heuvelopwaarts gesleept kreeg.

De ware vijand kwam echter uit onverwachte hoek: de klant. Bestonden er in 1975 nog maar 500 Nederlanders (en één Surinamer), die zaten wel alle 500 in míjn AH. Om strikvragen te stellen over exotische producten. Om achterin mijn schappen te graaien naar het vers, mijn wereldorde in chaos achterlatend. Om mijn nooit kloppende kleingeld te tellen bij de flessenbalie. Alles deden ze om mijn leven tot hel te maken.

Vier weken heb ik het vakkenvullen volgehouden. Overleefd heb ik het, net als de talloze ongeschoolde baantjes die nog zouden volgen. Een mensenmens heeft het niet van me gemaakt. En iets in me zegt dat de vakkenvullers van mijn mini-AH niet zo geïnteresseerd zullen zijn in mijn war stories. Dat ze zich er niet zo in zullen herkennen. Dat hectiek voor hen misschien ‘gezellig druk’ is. Dat zij niet degenen zijn met shell shock.

Daarom pak ik af en toe de fiets naar Kanaleneiland. Daar is het grootste AH-filiaal van het heelal gevestigd, parallelle universa meegerekend. Hier geen hogeropgeleide pappies, mammies of koters. Als ik er om 08:12 tussen de schappen sluip, badend in de eenzaamheid van tienduizend TL-buizen, knijpend in een denkbeeldige prijstang, dan leef ik even in de illusie dat de mensheid me niet bij de kladden heeft.

[Op de foto het AH-filiaal van de Nieuwe Binnenweg, vlak voor haar opening in 1953.]

ah-def-450