Rock star in een appelsilo

If you put your mind to it, you can accomplish anything. Als je opgevoed bent met duizenden uren aan Amerikaanse televisiepulp, krijg je onvermijdelijk een tik mee van the American Dream. Mijn idee-fixe is dat met focus alles mogelijk is. Zelfs nu ik over de helft ben en zo min mogelijk mogelijk heb gemaakt van mijn leven, geloof ik nog steeds in gerichte passie. Echter, om volgende generaties te waarschuwen voor de consequenties van ongebreidelde hartstocht, hierbij het relaas van een krijger die decennia gebivakkeerd heeft op het slagveld der gêne.

In welk jaar precies ik besloot rock star te worden weet ik niet meer. ‘t Was op een leeftijd dat echte rock stars zichzelf als pensioengerechtigd beschouwden. Een gewaagde carrièreswitch dus. Gelukkig was er in mijn geval weinig sprake van carrière. Of eigenlijk helemaal niet. Ik had zes studies afgebroken en vond het tijd om iets zinnigs met mijn leven te doen. Rock stardom leek een verantwoorde keuze.

Niet dat ik op enige expertise kon bogen. Ik bespeelde geen instrument en wist evenmin iets van akkoorden, laat staan van notenbalken. Maar omdat ik ooit een rock ’n roll-verzamelplaat van K-tel had grijsgedraaid en jarenlang de luchtmicrofoon had ingezongen, vermoedde ik star quality in me. Ik moest en zou mijn leven wijden aan muzikale adrenaline. Een kwestie van doorzetten.

Met mijn if-you-put-your-mind-manie wist ik enkele vrienden ervan te overtuigen een band te formeren. Rain & the Brains doopten we onze claim to fame. Die Brains konden uiteraard allemaal een instrument bespelen, maar als frontman bleek ik evenmin gespeend van talent. Zo had ik een flair voor componeren (uit het hoofd!) en schreef ik surrealistische lyrics. Rain had ‘iets’. ‘t Kwam er alleen niet uit zoals gehoopt.

Dat bleek na ons eerste optreden. Een volle zaal hadden we getrokken. Met een dijk van een performance, zo meende ik. Helaas was de ‘gig’ op video vastgelegd door een onverlaat. Met ontluisterend resultaat. The Brains bleken inderdaad als een dijk te spelen en mijn gepassioneerde présence oogde overtuigend, maar er was iets mis met mijn zang. Alsof ik een halve noot onder de akkoorden zat. Consequent, dat wel. En opeens dacht ik aan die blik van mijn ex, na afloop van het concert, die hoe-ga-ik-hem-dát-vertellen blik. Ook de reactie van haar nieuwe vriend, een boomlange (en naar het scheen zeer zwaargeschapen) drummer, was in retrospectief verdacht: ‘Zag er leuk uit!’

Navraag bij The Brains over mijn ondertoonse zangstijl leverde slechts wat schouderophalingen op. Ik moest niet zeuren, want frontmannen zeuren niet. Maar de twijfel was in mijn bravoure geslopen. Volgende optredens werden met klamzweet tegemoet gezien. Ik nam zelfs zangles, tegen beter weten in. Van de nukkige, hoogbejaarde sopraan (100 gulden p/u, toentertijd mijn jaarinkomen) tot de veel te empathische jazzzangeres-met-overgewicht, alle juffen keken me aan met die hoe-ga-ik-hem-dát-vertellen blik. ‘Mooi stem,’ zeiden ze ‘Je hebt alleen soms wat moeite met tonen pakken.’

‘Soms’. Dat was natuurlijk een eufemisme voor ‘altijd’. Tonale dyslectie had ik. De diagnose kwam aan als een mokerslag. Niet omdat mijn carrière nu in de kiem gesmoord was, maar omdat mijn passie voor zang wortel had geschoten. En niet ongegrond. Áls ik de toon te pakken kreeg kon ik aardig sfeerzingen.

If you put your mind to it, you can accomplish something else, besloot ik. Het moest kleinschaliger. Emotioneler. Rain hief zijn Brains op en ging verder met toetsenist en gitarist. Trio Cathedral City was geboren. Exit rock, enter ballads. De oerbrul werd ingeruild voor een gevoelige croon. We regelden een oude appelsilo als oefenruimte en schaften een digitale 8-sporenrecorder aan. Kun je eindeloos mee opnemen. En zo volgden jaren van componeren, arrangeren en opnemen. Ik ervoer wat ik altijd al geweten had, dat muziek de schoonste aller kunsten is. Zeker als je het zelf maakt. Noem het contact met God, het universum, jezelf, de melkboer. Zingen is goddelijk. In mijn geval was die god alleen paralympisch.

De bravoure van podiumbeest Rain heb ik nooit teruggekregen. Ook niet na eindeloos inzingen in de appelsilo, gefocust als een monnik. Optredens beperkten we tot een enkele keer in een cultureel café vol klaverjassers. Na vijf jaar zweten met de recorder en 19 songs later vond ik het mooi geweest. We zetten de nummers op www.cathedralcity.nl. En ik begroef mijn microfoon.

Hoe trots ook op iedere noot van die 19 songs, ik ben nooit de zanger geworden die ik dacht te zijn. Wel de schrijver die ik niet wilde worden. Schrijven is niet goddelijk. En de verleiding is groot. Soms, als de stembanden beginnen te jeuken, zet ik de video van Rain & The Brains even op. Dan sluit ik de ogen, zet ‘t volume op 10 en stoot een diepe kreun uit. Misschien moet ik de tape viraal laten gaan op YouTube, ter desensitisatie van de gêne. En als waarschuwing voor andere rock stars-in-wording. Of als inspiratie voor schrijvers: if you put your mind to it, you can write about anything.

Wat rest van mijn carrière als rock star zijn deze screenshots. IJdeltuiterij? Zeker. Gun mij die 15 minutes of American Dream. Sommige illusies moet je koesteren. Daarbij, Rain is dan misschien verdwenen, zijn passie zeker niet.

Mijn dank gaat uit naar toetsenist Wym van Noort en gitarist/zanger Ramon van der Hout voor hun jarenlange geduld, hun inspiratie, vakmanschap en – uiteraard – prachtige spel. Wie weet, ooit…

band12luik450