Met een opgevoerde stadshorzel

Ons plan was even roekeloos als ambitieus: met z’n drieën op twee brommers in drie weken naar de Pyreneeën. Heen en terug. Woehaa! Zelfs mijn maten, toch iets ouder want goed in zittenblijven, hadden nooit zo’n trip aangedurfd. Gelukkig was de oudste gezegend met een even onbevreesde als technische persoonlijkheid. Hij stelde voor om onze stadshorzels, een Yamaha en een Zündapp, ongenadig op te voeren en uit te rusten met speciale nummerborden waardoor we, eenmaal in België en Frankrijk, de B-wegen aldaar onveilig konden maken. Dat hebben we geweten.

Hoe aerodynamisch verantwoord we ook op onze tankjes lagen, bij iedere heuvel van meer dan 10% werden we ingehaald en afgesneden door luid toeterende Eenden en Snoeken die de wijsvinger op het voorhoofd drukten. Ook de elementen stelden ons op proef. Omdat het 20¾ dagen van de 21 dagen plensde en onze regenkleding waterabsorberend bleek, moesten we van vuilniszakken duikerspakken improviseren en onder druipende bomen tegen bliksem schuilen. Eenmaal in Zuid-Frankrijk waren we zo verkleumd dat we in een jeugdherberg onderdoken, waar we urenlang de slappe lach kregen van een schilderijtje van een ondergesneeuwd boerenlandschap. Zô’n vakantie.

Maar zelfs campings vielen buiten ons budget. Hadden jonge goden als wij niet nodig. Wildkamperen! Overal plempten we ons tentje neer. Soms strandden we in het pikkedonker in the middle of nowhere (vooral als ik kaart had gelezen) om bij het krieken vergejaagd te worden door een luid scheldende hooivork (‘Merrrde! Des campeurrrs!’). Steevast arriveerden we te laat voor de bank of supermarché, zodat we de zondagen moesten overleven op een slapgeregend kontje stokbrood of ons gedrieën moesten bedrinken met één pijpje bier. Survival, lang voordat dat een bedrijfsuitje werd.

Maar uiteindelijk bereikten we dan toch dat Baskenland. En wat was het er ruig! En mooi! En groen! En wat moesten we er in godsnaam doen, daar in de Pyreneeën! We gingen maar wat in het gras liggen, naar de wolken kijken, naar roofvogels die ongetwijfeld adelaars waren. We bakten verdacht ruikende eieren en dronken uit heldere beekjes waardoor we aan de dunne raakten. We lieten verbrande koppelingen afkoelen, vervingen geblakerde bougies, verankerden rammelende knalpijpen. Het enige wat ontbrak waren Baskische schonen die we achterop onze horzels tot ongekende hoogtepunten zouden rijden. Maar na één snipperdag wachtte de terugreis alweer op ons. Bovendien, na anderhalve week tien uur per dag losgetrild te zijn op een zadeltje zo smal als een trapleuning vielen we als vanzelf in coma, om slechts even wakker te schrikken van een grizzly die aan de scheef opgezette buitentent snuffelde.

Niets is er gebeurd, deze drie spannendste weken van mijn leven. Rijden deden we. Rijden, rijden en nog eens rijden, op onze knetterende mannelijkheden. We doken heuvelkommen in als de Rode Baron, ruftten berghellingen op als Evil Knievel, genoten van de spaarzame zon op onze (stiekem) helmloze koppen, onze lichamen tot op het bot vervuild maar badend in eeuwige jeugd. Zonder vangnet hebben we ons in het avontuur gestort. Uiteraard heb ik deze jongensdroom nooit meer kunnen evenaren, een dikke Harley en gevulde portemonnee ten spijt. Soms geeft het leven je even precies wat je nodig hebt wanneer je dat nodig hebt.

Rein and the Art of Moped Maintenance
Zonder vangnet