Ce'st le ton...

Ieder jaar klonk hetzelfde gejoel en geschater door de woonkamer, als deze kiek tijdens de verplichte dia-avond voorbij kwam. ‘Pap de Kinderlokkeeeeeeeeeeeeerrrr!’

Toch namen mijn ouders het gevaar zeer serieus. Misschien wel omdat er iets verderop op de singel, een paar jaar eerder, een kind was verdwenen. Heel Rotterdam stond toen op z’n kop. Een foto werd op televisie getoond (in1961!). Een zoektocht werd gestart. Een lijkje werd gevonden. Een kappersknecht werd opgepakt. Een bekentenis volgde.

Sinds die dag mochten wij nog slechts aangelijnd naar buiten. En steeds werd ons op het hart gedrukt met niemand mee te gaan. Zelfs niet als die een lief teckeltje bij zich had.

Een paar jaar later, toen ik niet meer zo heel piepklein was maar nogal androgyn, werd ik aangesproken voor de etalage van een aquariumzaak. Door een meneer. Hij vroeg of ik visjes bij hem wilde komen kijken. Ik vertrouwde het niet helemaal, misschien wel omdat zijn coupe opvallend scheef geknipt was, alsof ie het zelf gedaan had. Ik vroeg hem of ie een tropisch of een koudwater-aquarium had staan. Toen hij daar niet snel genoeg antwoord op had, stelde ik nog een strikvraag (‘Houdt u waterpest bij uw maanvissen?') die een even verwarde als geïrriteerde blik opleverde. Waarop ik bedankte en er als een speer vandoor ging, naar huis, waar de enige kinderlokker ter wereld woonde die ik echt leuk vond.

kinderlokker-def-450