Het kunstgras van de Nederlandse Filmdagen

Wat moet je als filmliefhebber in vredesnaam met de Nederlandse Filmdagen aan? Met zo'n miezer-oogst van koude-grondcinematografie? Natuurlijk, je kunt de hele reut gewoon negeren, of je beperken tot de buitenlandse films (die onder het mom van foreign affairs het festivalpeil moeten opkrikken). Maar je kunt ook de stoute schoenen aantrekken en de evenementen aflopen. Want wie weet stuit je op een interessant interview of een obstinate talkshow. Risico's nemen, daar gaat 't om in het leven.

Dit jaar heb ik de daad bij het woord gevoegd. Allereerst een kijkje bij 'Het Ochtendhumeur' in hoofdkwartier Stadscafé Broers, waar Hans Beerekamp interviews afnam. Beerekamp, filmrecensent bij NRC Handelsblad, is een van de weinige filmrecensenten die een encyclopedische filmkennis hebben vergaard zonder hun originele, sterk persoonlijke smaak te verloochenen. Een professional met karakter dus.

Toch hangt er vaak een incestueus sfeertje rondom zijn publieke interviews; in de zaal zitten voornamelijk insidejokende journalisten, bevriende cineasten en hijgerige theaterwetenschappers. Ons kent ons. Gelukkig wist gast Alex van Warmerdam met zijn nuchtere en eerlijke houding er een frisse wending aan te geven. Dat stemde optimistisch.

Volgende stap was een obligaat bezoek aan de talkshow in het Polmanshuis. That's entertainment! Ja toch!? Maar net zoals voorgaande jaren was het er weer volgepropt met opgeverfde fossielen, would be non-acteurs en binnensmonds kankerende model-obers. Tja, je moet er wat voor over hebben om bekeken te worden. Ook het decor sprak boekdelen: de sofa's waren bekleed met kunstgras en werden geflankeerd door gigantische kartonnen kaasblokken en rood-wit-blauwe vlaggetjes, terwijl de rugdekking bestond uit een monstrueus havenzicht.

Voelt u de ironie? Deze zelfspot bleek hard nodig, want de avond zou slaapverwekkend worden. De verveling was voor een groot gedeelte te wijten aai de casting. Wie Remco Campert, Eric van Zuylen, Frans Weisz, Gerardjan Rijnders, Nouchka van Brakel en Kitty Courbois uitnodigt om een avond over het fenomeen Courbois vol te lullen, kan natuurlijk geen spektakel verwachten.

Ter compensatie hadden ze daarom Ischa Meijer als talkhost ingehuurd, die ongetwijfeld verondersteld werd een brandende knuppel in het hoenderhok te gooien. En hij deed zijn reputatie eer aan. Gemeen, bot, onbeschoft zat hij zijn gasten en het publiek uit te foeteren; "Meneer Weisz, wilt u er bij blijven! Campert, opletten! Wat komt u hier eigenlijk doen!?" Geen spoortje zelfspot of belangstelling, alleen maar hakken, hakken en nog eens hakken. Het was ronduit gênant. Met weemoed denk ik terug aan Paul de Leeuw, die een paar jaar geleden weliswaar even bot en met minder culturele bagage, maar met veel meer lef en vooral veel meer humor de vloer aanveegde met Willeke van Ammelrooy. Als je hakt, doe het dan met stijl.

Hoe dan ook: de gasten reageerden als een zak warme ommeletten op de beledigingen. Campert was droogjes, Van Zuylen stijfjes, Weisz pathetisch, Van Brakel defensief. En Kitty? Kitty zelf kakelde er met haar geplukte-kip coupe lustig op los. Het was tenslotte haar hommage, en dat zou iedereen weten ook. Na een uurtje begon zelfs Meijer de moed in de schoenen te zakken. Hier was geen eer aan te behalen. Bij gebrek aan repliek werd hij steeds rustiger en stiller, en op een gegeven moment leek het wel alsof hij de hele talkshow vergeten was. En het publiek? Het publiek was gekomen voor een mooi volkstribunaal, niet voor saaie serieuzo's die hartverwarmende herinneringen aan Courbois opboeren. Het publiek wilde een biertje.

Na al dit talk-gezwets werd het hoog tijd om weer eens Echte Kunst te proeven. Iets verhevens, iets dieps, iets moois. Mijn oog viel op '...And the eareye seeshears…' een fïlm/muziekexperiment van Frank Scheffer. God pocht weten wat het zou voorstellen, maar na Courbois' geblaat kon niets me meer deren. Foutje dus. Want '...And the eareye seehears...' overtrof mijn diepste vooroordelen over Het Vaderlands Filmexperiment. Wat in de folder met abacadabra werd omschreven als: "In de negen études ontwikkelt zich een spanningsboog van volkomen toeval naar volstrekte determinatie", kwam in de praktijk neer op een statisch beeld van de elementen, ondersteund door a-tonale non-herrie van solisten. Verschrikkelijk!

Een laatste poging om echte filmcultuur te snuiven was de zogenaamde cinema militans-lezing van de Amerikaanse scenarist/regisseur Paul Schrader. Als geboren en getogen calvinist voelde hij zich helemaal thuis op de kansel van de Pieterskerk en hij stak verfrissend scherp van wal met de opmerking: "Let's keep it short so we can enjoy the sunny afternoon!" Heerlijk, zo'n Amerikaan.

Schrader opperde dat de moderne digitale technieken interactieve filmkunst mogelijk zullen maken, oftewel cinematografie waarbij ook de toeschouwer het verloop van de film kan manipuleren. Het is alleen de vraag of een dergelijke revolutionaire wending wenselijk zou zijn; als je zelf alles in de hand hebt, kun je immers nooit verrast worden!

Tot zover het spektakel van de twaalfde Nederlandse Filmdagen. Vermoeiend hoor. Al die poeha, al die pretenties. Wat moet Paul Schrader, indirect van Nederlandse afkomst, wel niet gedacht hebben van het land van zijn voorvaderen? Dat we hier Oscaruitreikingen organiseren zonder dat we in staat zijn een fatsoenlijke film in elkaar te draaien? Heel pijnlijk. Maar goed dat hij zijn roots van zich heeft weten af te schudden.