Improviseren in hyperrealistische fictie

Het is bijna altijd het acteerwerk dat je bewust maakt van de kunstmatigheid van film. Zelfs als een rol meesterlijk vertolkt wordt door een Viggo Mortensen of een Cate Blanchatt denk je toch al gauw: goh, wat een meesterlijke vertolking! Niet zo verwonderlijk dus dat regisseurs experimenteren met acteerimprovisatie. De mate waarin varieert behoorlijk. Van Martin Scorsese’s subtiele-aanscherping-van-het-script-op-de-set tot Werner Herzogs doe-maar-wat-er-in-je-gekke-kop-opkomt. Maar geen enkele filmmaker is zo ver gegaan als het Joods-Palestijnse regieduo Yaron Shani en Scandar Copti voor hun caleidoscopische drama Ajami. Hun adagium: “It’s hard to fake without a professional acting background.”

Ajami is een Arabische wijk in Jaffa, een havenstad die deel uitmaakt van het Israëlische Tel Aviv. Het is een melting pot van Moslims, Christenen en Joden. Of beter gezegd: een giftige cocktail. Zo moet de Palestijnse Omar vluchten omdat zijn familie het met plaatselijke gangsters aan de stok krijgt, maar is zo stom om aan te pappen met de dochter van de christelijke eigenaar. De eveneens Palestijnse Malek moet als illegaal op Israëlische grondgebied gaan zwoegen om in recordtijd een recordbedrag bij elkaar te sprokkelen voor de operatie van zijn doodzieke moeder. Cultuurgenoot Binj heeft een Joodse vriendin en de schurft aan racisme, maar maakt een kapitale fout met drugs waardoor hij de Israëlische politie achter zich aan krijgt. En de Joodse huisvader Dando krijgt na maanden van onzekerheid te horen dat zijn broer vermoord is door Palestijnen en begint een klopjacht. Al deze mensen worden met elkaars ellende geconfronteerd. En dat gaat allemaal helemaal niet goed.

Copti en Shani hadden een scenario klaarliggen dat áf was. Maar ze hadden er, heel bewust, geen enkele dialoog in opgetekend. Ze wilden levensechte gesprekken. Uitgesproken door non-acteurs, gewone inwoners van Jaffa met een Islamitische, Joodse of Christelijke achtergrond. Copti en Shani ronselden op scholen, in buurthuizen en in coffeeshops zo’n 300 man voor een acteerworkshop. Draaien vergelijkbare multicultiprojecten (bijvoorbeeld voetbal) in deze regio steevast uit op mislukkingen vanwege voor de handliggende spanningen, zo niet bij deze workshop. Een lachende Copti: “We were lucky: Everybody wants to be in a movie.”

Na niet minder dan zeven maanden van casting hadden ze zo’n 120 man over, waaruit weer twee dozijn personen gekozen werden die goed bij de personages van het script pasten. Zij moesten dagenlang met elkaar op de locaties in Jaffa bivakkeren, om te bonden en zich thuis te voelen in de omgeving. Ze kregen non-stop camera’s op hun snufferd zodat ze daar blind voor werden. Het script was taboe want ze mochten, net als de personages, geen idee hebben wat hen te wachten stond.

En toen, na anderhalf jaar van intens voorbereiden, kwam Ajami voor de camera’s tot leven. Vrij, spontaan, bijna als vanzelf. Omdat er chronologisch gefilmd werd konden de non-acteurs zich gemakkelijk in de situaties-per-scène verplaatsen en op elkaar reageren zoals ze in het gewone leven zouden doen. Daarbij handelden ze vaak als in real life omdat ze dezelfde professie hadden als de personages. Zo zijn de Israëlische politiemensen in de film ex-cops. Als zij in een straatscène een lokale Palestijnse dealer willen oppakken, stuiten ze op spontaan verzet van de buurtbewoners, gespeeld door figuranten-die-buurtbewoners-zijn. Kortom, de meeste actie en emotie in Ajami is levensecht. "It was really happening, we were just happy enough to catch it on camera”, aldus Copti.

De formule werkte zo goed dat er vaak maar één take nodig was en de film in slechts 23 dagen was opgenomen. Nou ja, daarna moest er nog 14 maanden aan de montagetafel gezweet worden om het ruwe materiaal te monteren tot een niet-chronologisch verteld, spannend verhaal. Maar dan heb je ook een Oscarnominatie te pakken. En terecht. Ajamai is een volstrekt overtuigende, hyperrealistische quasidocu geworden over een culturele hogedrukpan. Gezet tegen een even deprimerend als claustrofobisch decor van Midden-Oostblokarchitectuur duiken we zo diep in deze werelden dat we gereïncarneerd lijken. Na twee uur ben je net zo gesloopt als de bewoners dat dagelijks worden.

Dat Ajami er niet met de Oscar voor Buitenlandse Film vandoor is gegaan kan verklaard worden uit de deprimerende toon: werkelijk alles gaat mis met iedereen. Daardoor wordt Ajami een, behalve superieure, welhaast masochistische filmervaring. En ironisch genoeg komt dit pessimisme niet voort uit het hyperrealistische non-acteerwerk, maar uit het script, de enige fictieve schakel in deze unieke productie.

Ajami
Chaos in de Arabische wijk Ajami