Moderne versie van wolfsjong curieus maar ongeloofwaardig

Een populair sjabloon waarvan regisseurs van maatschappijkritische films zich bedienen, is dat van een verhaal dat wordt verteld vanuit het perspectief van een buitenstaander. Denk aan de wereldvreemde tuinman in de komedie 'Being there' die na een lang, werkzaam leven tussen vier hoge tuinmuren de Amerikaanse politiek stormenderhand verovert, of aan het historische personage Kaspar Hauser in het rauw-realistische 'Jeder für sich und Gott gegen alle' dat na dertig jaar eenzame opsluiting zijn omgeving met een pijnlijk helder inzicht analyseert.

Rolf de Heer, een uit Nederland afkomstige Australische regisseur, schaart zich in de rij met zijn fictieve Bubby in 'Bad Boy Bubby'. Hij maakt echter de fout het idee zowel hyperrealistisch als absurdistisch uit te werken. Met als resultaat een irritant ratjetoe.

Bubby (vertolkt door Nicholas Hope) is een vijfendertigjarige vent die samen met zijn moeder in een stinkend krot leeft. Hij is nog nooit de deur uit geweest omdat de buitenlucht volgens zijn moeder giftig zou zijn en er slechts één zuurstofmasker beschikbaar is. Gelukkig zorgt moeder goed voor Bubby: ze voedt hem, wast hem, scheert hem, slaat hem en neukt hem.

Maar als na 35 jaar plots vader weer op de stoep staat en deze Bubby's rol van minnaar overneemt, besluit Bubby de wijde wereld in te trekken. Eerst sluit hij zich aan bij een rockband, dan pleegt hij een overval op een tankstation, komt in de kunstscene en in de bak terecht, heeft een gewelddadig conflict met een vrouwenclub en een existentialistisch gesprek met een wetenschapper over God, en wordt uiteindelijk achtereenvolgens pop-performer, interpretator van spastische patiënten, en zorgzaam huisvader.

Bad Boy Bubby is een vermoeiende film. De Heer probeert, vooral tijdens de eerste acte in het krot, onze aandacht voortdurend met modieus hyperrealisme af te dwingen: de blubberdijen, kattelijkjes en kakkerlakken vliegen je om de oren. Deze pogingen om te shockeren kunnen echter niet verhelpen dat Bubby geen moment overkomt als een man die vijfendertig jaar verstoken was van de meest basale levenservaringen. Dat is ten dele te wijten aan Nicholas Hope, die zich met te veel hysterie en te weinig talent in zijn rol wentelt, en wiens verfijnde gelaatstrekken te zeer contrasteren met Bubby's levensomstandigheden.

Maar minstens zo schuldig is het scenario van De Heer, dat Bubby veel te oppervlakkig op zijn omgeving laat reageren: Bubby raakt niet verlamd van angst als hij voor de eerste keer in zijn leven iemand anders dan zijn moeder ziet, Bubby raakt niet in shock als hij in de buitenwereld terecht komt.

Welnee, Bubby huppelt met de naïviteit en nieuwsgierigheid van een kleuter onbevangen het nieuwe universum in om, gezegend met een onverzadigbare seks-drive en een miraculeus imitatievermogen van de ene situatie in de andere te belanden — situaties die naarmate het verhaal vordert steeds ongeloofwaardiger en onzinniger worden, al zal De Heer zelf ze ongetwijfeld als een vorm van 'absurdistische maatschappijkritiek' willen bestempelen.

Interessanter dan de inhoud zijn de technische aspecten van de film. Zo meldt de persmap trots dat 'Bad Boy Bubby' de eerste bioscoopfilm is die met een 'binaural sound'-techniek is opgenomen. Bij deze techniek worden twee microfoontjes plus zendertjes aan de hoofdpersoon bevestigd (in dit geval in de pruik van Hope) opdat de kijker alle geluid stereo én vanuit het perspectief van het hoofdpersonage te horen krijgt. Dit experiment vereiste een compleet nieuwe benadering van de geluidsmensen, maar levert een natuurlijk resultaat op.

Een andere technische innovatie was pretentieuzer: De Heer liet niet minder dan 31 directors of photography aanrukken om ieder een visueel stempel op een sleutelscène te drukken. Het geheel oogt verbazingwekkend coherent, dat moet gezegd worden.

Maar ondanks De Heers bewering dat hij uit budgettaire overwegingen voor deze aanpak gekozen heeft (de film is fragmentarisch over langere tijd opgenomen waardoor De Heer uitsluitend beroep kon doen op cameramensen die op dat moment beschikbaar waren), riekt deze poeha naar een poging om Bad Boy Bubby's gammele structuur met een artistiek tintje te verbloemen en er bovendien een plaatsje in de galerij der Klassieke Curiositeiten mee af te dwingen.