Sociaal surrealitische spruitjesellende

In Nederland wordt het spruitjessfeer genoemd: films die zich afspelen in een beklemmend, kleinburgerlijk milieu. Nauwe straatjes, zwoegende vaders, verbitterde moeders en jengelende kinderen. De makers van dit soort sociaal-realisme willen integriteit uitstralen maar bezorgen de bioscoopbezoeker een knoop in de maag.

Ook in Groot Brittannië eten ze spruitjes want hun cineasten vergrijpen zich nogal eens aan burgerlijke beklemming. Denk aan Mike Leigh, maar ook aan Stephen Frears die al jaren voor Amerika's droomfabriek werkt. Zelfs Ier Neil Jordan heeft na Hollywoodavontuur ‘Interview with the Vampire’ heimwee gekregen. Wel heeft hij een tic van de Yanken overgehouden, want het sociaal-realisme in ‘Butcher Boy’ is volledig op hol geslagen.

Ierland, arbeiderswijk, begin jaren zestig. Vader (Stephen Rea) zuipt en slaat met de riem, moeder is depressief en borderline: enigst kind Francie (Eamonn Owens) heeft het niet makkelijk thuis. En dan hebben we het nog niet eens over zijn smerige baantje in het slachthuis. Gelukkig heeft hij een maatje met wie hij kattekwaad uithaalt. Samen gaan ze appels jatten bij mevrouw Nugent en plagen ze haar watterige zoontje. Maar als mevrouw Nugent wraak neemt wordt Francie in een tuchthuis annex klooster opgesloten.

Om zo snel mogelijk vrij te komen gedraagt Francie zich voorbeeldig; hij vrijwilligt als misdienaar en krijgt zelfs visioenen van de maagd Maria (Sinéad O'Connor). Als de abt zijn pedofiele lusten op hem wil botvieren gebruikt Francie het incident om vervroegde vrijlating af te dwingen. Maar thuis ontspoort zijn leven alleen maar verder: moeder pleegt zelfmoord, maatje wil niets meer van hem weten en als ook Pa het loodje legt knapt er iets bij Francie. Hij pakt zijn slagersgereedschap en gaat op bezoek bij mevrouw Nugent.

‘Butcher Boy’ lijkt gemaakt door de Coen Brothers (‘The Hudsucker Proxy’) die naar het Verenigd Koninkrijk zijn overgevlogen voor hun hallucinatoire interpretatie van spruitjessfeer. Het scenario loopt als een op hol geslagen trein, montage en camera zijn zo dynamisch dat je de arbeidersdepressie bijna vergeet. Virtuoos sociaal-surrealisme.

Maar ‘Butcher Boy’ kampt ook met een handicap van de Coen Brothers-stijl: ironie. Oftewel afstand. Of vader Francie nu met de riem geeft, de abt aan Francie's plasser zit te frunniken, moeder zich wil verhangen... alles krijgt een koddige ondertoon van de voice over, ingesproken door de volwassen Francie. Soms gaat Francie zelfs een hilarische dialoog aan met zijn oudere ik.

De afstand en de denderende stijl putten je uit, maken je zelfs onverschillig voor de climax. De film doet verlangen naar een gezellige Amerikaanse TV-serie als ‘The Wonder Years’ waarin een dertiger vol milde humor terugkijkt op zijn pubertijd in de sixties. Deze serie laat je tenminste van de personages houden. Maar misschien is dat niet sociaal-(sur)realistisch genoeg.