Het neurotische associatietalent van Robin Williams

De beste leerschool voor komieken is het nachtclubcircuit. Nachtclubs hebben namelijk een perfect publiek: verveelde bourbon-lurkers, die na de obligate striptease-act lamgezopen aan de bar blijven hangen, en absoluut niet zitten te wachten op een grapjas. Genadeloos kritisch dus. Stand up-comedians moeten dan ook met zwaar offensief voor de dag komen om hun huid te redden.

Belangrijkste wapen is snelheid. Alleen met een razendsnelle, scherpe associatietechniek kunnen ze de zwakke plekken van hun act camoufleren en de aandacht van het futloze koeien-publiek vasthouden. Sporen van deze techniek tref je aan bij inmiddels beroemde filmkomieken zoals Woody Allen en Eddy Murphy.

Toch vinden deze coryfeeën — qua associatievermogen — hun meerdere in een acteur met een relatief bescheiden reputatie: Robin Williams. Ooit begonnen als gevierde nachtclubact en buitenaardse moppentapper (televisieserie 'Mork and Mindy'), is hij nu Hollywoods belangrijkste komiek. Hij is de allersnelste.

Regisseur Roger Donaldson vond Williams geknipt voor de hoofdrol in 'Cadillac man'. Die rol is hem inderdaad op het lijf geschreven: een chaotisch maar begaafd autoverkoper met een onstuitbare drang om vrouwen te versieren. Een liefhebber op beide fronten.

Maar de tijden veranderen. De Amerikaanse autoindustrie is ingezakt, en om zijn baan te redden, moet Williams in één dag twaalf auto's verkopen. En uitgerekend op D-day komt een motoridioot (Tim Robbins) dwars door de etalageruit de showroom binnen rijden. Met een M-16. Een gijzeling is het resultaat.

Gelukkig blijkt het geen ordinaire terrorist, maar slechts een jaloers vriendje van een van de baliedames. Hij wil wraak. Maar Williams gooit al zijn charmes in de ring, en weet met de flair van een straathoekwerker een bloedbad te voorkomen. Wat Williams niet kan vermijden, is dat de media zijn neukreputatie de ether ingooien. Met alle gevolgen van dien.

Donaldson heeft Williams veel ruimte gegeven voor improvisatie. Ook in praktisch opzicht: hij gebruikte twee vaste camera's én een wendbare steadycam om niets van Williams' onvoorspelbare motoriek te missen. We kunnen dan ook uitgebreid van zijn talent genieten.

Slechts een enkele keer glijdt hij uit: "I'm Elvis. I'm back from the death and I'm pissed!". Op het podium had hij er ongetwijfeld snel overheen geluld, maar film registreert zo'n geïmproviseerde misser nou eenmaal, en als de producent zo'n scène ook nog eens in de trailer stopt, realiseer je je dat ook Williams flauw kan zijn. Maar dat maakt hem alleen maar menselijk.