Sfeervolle western komt om in onverenigbare pretenties

Het is merkwaardig dat de western zo weinig esotherische momenten kent terwijl de plots toch vaak draaien om de dood. Westernregisseurs koesteren meer sociologische, filosofische of antropologische ambities. John Ford trachtte een epische spiegel te maken van Amerikaanse waarden; Sergio Leone experimenteerde met immoraliteit; Clint Eastwood streefde naar een combinatie van authenticiteit en mythe; en Kevin Costner probeerde een brug te slaan tussen autochtoon en pionier.

Allen wilden méér dan de cowboy-en-indiaantje-clichés of simplistische shoot-outs, maar geen van hen durfde het aan om de spirituele kant van het genre nu eens uit te diepen. Ironisch genoeg zou het een grotestads-filmer worden die de western esotherische dimensies probeert te geven: Jim Jarmusch met 'Dead Man'.

William Blake (Johnny Depp) is een naïeve accountant die na de dood van zijn ouders Amerika doorkruist voor een baantje in het Westen. Bij aankomst blijkt de vacature al vervuld. Berooid en depressief zoekt hij troost in de drank en gaat hij naar bed met een bloemenmeisje. Als zij bezoek krijgt van haar jaloerse 'ex' onstaat er een schietpartij waarbij het paartje de dood vindt en Blake de schuld krijgt.

Met een kogel in de borst vlucht hij de natuur in waar hij opgevangen wordt door de indiaan Nobody (Gary Farmer). Nobody is ooit gekidnapt door en opgegroeid tussen de blanken, maar koestert nog steeds indiaanse principes en heeft vaak visioenen. Hij meent dat Blake een reïncarnatie is van de gelijknamige dichter en vindt dat hij terug moet keren naar het rijk der geesten. Dat kan gebeuren, want er zijn drie premiejagers op jacht naar hem en ook de plaatselijke marshalls ruiken bloed. Een klopjacht door de wouden volgt.

'Dead Man' is een fraaie poging om een even spirituele als authentieke western te maken. Mede dankzij Robbie Müllers poëtische grijs-wit fotografie krijg je het gevoel tijdens een hypnose-reïncarnatietherapie terug te zweven naar de ongerepte Amerikaanse natuur van de vorige eeuw. Alles is zo werkelijk als in een heldere droom, met details die je alleen van vergeelde foto's kent.

Helaas vindt Jarmusch het nodig zijn kunstwerkje met ironie te relativeren. Hij maakt de cryptische uitspraken van indiaan Nobody belachelijk zodra ze diepgang krijgen; hij geeft Johnny Depp carte blanche om zijn naïef-clowneske typetje (‘Arizona Dream’, ‘Ed Wood’, ‘Benny and Joon’) uit te hollen, en laat de bijrollen vertolken door storende beroemdheden als Iggy Pop die ook nog eens ontsporen in karikaturen.

Zelfs als de grappen geslaagd zijn (premiejagers die als kinderen revolver-trekken) ondermijnen ze de poëtische sfeer. Jarmusch wil op safe spelen, maar combineert onverenigbare emoties. Hij heeft pretenties, hij heeft het talent die waar te maken, maar durft ons niet te laten genieten van zijn gedicht over de cirkel van leven en dood.