Poëzie als groepstherapie

Peter Weir is de beroemdste regisseur van Australië. Dat lijkt misschien niet zo'n prestatie op een eiland met een handjevol cineasten, maar ook Hollywood erkent zijn talent. Sinds 1985 krijgt hij regelmatig de kans om met Amerikaans geld films te maken. Het is de vraag of deze promotie zijn filmstijl goed heeft gedaan: zijn Australische films, bijvoorbeeld 'The Last Wave' en 'Picknick at Hanging Rock', waren onevenwichtig, maar uiterst sfeervol en suggestief.

Weirs Amerikaanse produkties maken daarentegen een strakke, degelijke indruk en laten weinig aan de fantasie over. De kassaopbrengsten liegen er echter niet om: Weir heeft het gemaakt in Hollywood. Ook zijn laatste film, 'Dead Poets Society', doet het goed. Hij heeft drie Golden Globes in de wacht gesleept en maakt veel kans op Oscars.

We schrijven 1959. In de heuvels van Vermont ligt Welton, een ouderwetse jongensschool waar vrijdenken taboe is en een fossiele rector discipline predikt. De sleur wordt doorbroken wanneer meneer Keating (Robin Williams) als leraar Engels wordt aangetrokken. Voor hem is lesgeven een hartstocht. Met tomeloze energie en veel ironie probeert hij de pubers voor de Schone Letteren te winnen en hun creativiteit te stimuleren.

Keatings enthousiasme slaat in als een bom. Zijn aanpak werkt zo aanstekelijk dat zijn leerlingen een geheim dichtgenootschap vormen: Dead Poets Society. Maar Keatings lessen gaan verder dan poëzie. Het worden levenslessen. 'Carpe diem!' (Pluk de dag!) is zijn motto. Hij leert hen zelfstandig denken en hun dromen verwezenlijken. Die levenslust leidt echter tot de zelfmoord van één van de jongens. Is Keating verantwoordelijk?

'Dead Poets Society' is een pathetische film geworden. Keatings levenslessen komen over als groepstherapie en zijn verregaande belangstelling voor de leerlingen riekt naar ongewenste intimiteit. Alle reden tot ouderlijke bezorgdheid. Verder krijgt Keatings boodschap geen tegengas van het dichtgenootschap. De Dead Poets Society is namelijk een oubollige rebellenclub, waar snotneuzen stiekem pijp roken, rijmpjes voorlezen en buurmeisjes betasten. Carpe diem! Weir probeert dit gebrek aan drama te ondervangen door middel van een volstrekt ongeloofwaardige zelfmoord.

Een ander zwak punt is Weirs gebruik van stereotiepe personages: Keating is een charmante levenskunstenaar, de rector een dogmatische schooltiran en de leerlingen zijn talentvolle kwajongens. Maar Dickensiaanse figuren zijn hier niet op hun plaats. Een psychologisch drama als 'Dead Poets Society' vraagt juist om genuanceerde karakters. Blijkbaar was de uitvergroting noodzakelijk om de spanning te creëren die het verhaal ontbeert.

Het laatste kritiekpunt betreft de moraal. Het heeft er alle schijn van dat Weir de zelfmoord afdoet als een betreurenswaardig maar onvermijdelijk offer dat op de lange weg naar Verlichting moet worden gemaakt. Carpe diem?