Het knulligheidssyndroom

"Nou, hij viel toch best mee... voor een Nederlandse film." Hoe vaak maken we deze opmerking niet, als we na het bekijken van een vaderlandse produktie de bioscoop uitlopen? Kennelijk voelen we ons moreel verplicht Nederlandse films aan aparte maatstaven te toetsen. Voorzichtiger, vriendelijker. Alsof we het over een gedrochtje hebben. Een vlaag van redeloos patriottisme? Want laten we wel wezen, er is in ons land nog nooit een goede speelfilm gemaakt.

Als we Nederlandse films zouden beoordelen met dezelfde strenge criteria waarmee we Amerikaanse dollarpulp te lijf gaan, dan zouden er hooguit vijf films overblijven die we met een zuiver geweten redelijk zouden kunnen noemen. De rest is simpelweg slecht. Daarvoor zijn tal van oorzaken aan te wijzen.

De belangrijkste is het schrijnend gebrek aan professionalisme; Nederlandse cineasten zijn niet in staat hun films natuurlijk te laten lijken. Het nagesynchroniseerde geluid, de dialogen, het acteerwerk, ja zelfs de regen of sneeuw, alles komt volstrekt kunstmatig over. Knullig.

Deze kritiek geldt ook voor de verfilming van Louis Couperus' 'Eline Vere'. Couperus schreef dit boek als feuilleton "voor het groote publiek, en dien de jonge meisjes maarmee ik flirtte, aardig zouden vinden." Regisseur Harry Kümel maakte er een stijf, loodzwaar melodrama van, met dure kostuums en mooie herenhuizen. Prachtige beelden.

Maar het verhaal over een emotioneel meisje dat langzaam te gronde gaat in het burgerlijke Den Haag van eind vorige eeuw is niet meeslepend. Want ook 'Eline Vere' heeft, ondanks het dramatische gegeven en de uitermate verzorgde art direction, te kampen met het klassieke Knulligheidssyndroom van de Nederlandsche Cinema.

Toch zijn de twee uur en tien minuten film nog redelijk door te komen dankzij hoofdrolspeelster Marianne Basler. Zij is mooi, sensueel en fris. Een volkomen natuurlijk acteertalent. Haar aanwezigheid is dan ook een mooie aanleiding om weer te kunnen zeggen: "Ach, hij viel best mee..."