Patriottisme uit de tijdmachine

Quentin Tarantino mag dan de zelfverkondigde vader van de Nouvelle Violence zijn, het was Steven Spielberg die in de jaren negentig het geweld in films daadwerkelijk vernieuwde. Daar had hij bovendien een legitieme reden voor: hij wilde de angst en kwetsbaarheid van de geallieerden tijdens D-day in Saving Private Ryan voelbaar maken. Spielberg slaagde hierin door het gefluit van kogels en mortierinslagen digitaal te intensiveren en rondvliegende ledematen en open schotwonden onverbloemd in beeld te brengen met computer generated images. De oorlog kwam hiermee zo dichtbij dat je daar zelf op dat strand van Normandië leek te sneuvelen.

Regisseurs van actiefilms zagen onmiddellijk brood in deze digitale geluids- en beeldenboost. Zo konden ze vergeelde helden als John Rambo en James Bond laten reïncarneren in een wereld van vlees en bloed, waardoor hun machismo een injectie zou krijgen. Maar de match van realisme en actie blijkt allerminst eenvoudig. Het actiegenre is immers gebaseerd op fantasie, en als geweld in fantasie te werkelijk wordt, wordt het onaangenaam. Anders gezegd: het is niet lekker om schurken neer te knallen als zij het vervolgens uitschreeuwen van de pijn.

Interessant is de invloed van deze geweldsevolutie op regisseurs die filmen in het grensgebied van realisme en fictie. Peter Greengrass is er zoéén. Bekend van de Bourne actiefilms die zowel opvallen door de strakke actieregie als door de levensechte personages en overtuigende couleur locale, bewees hij zijn respect voor hyperrealisme met de spannende quasi-documentaire over de kaping van het vierde vliegtuig van 9/11, United 93. Nu laat hij Matt Damon zoeken naar weapons of mass destruction in Green Zone. Bourne does Bagdad?

Miller (Matt Damon) is een ervaren soldaat, gelegerd in het Bagdad van 2003. Hij moet locaties in de stad controleren op nucleaire of biologische wapens. Bagdad is een van de gevaarlijkste plaatsen ter wereld, dus hij baalt er behoorlijk van als hij op geen enkele locatie weapons of mass destruction aantreft. Zijn opdrachtgever, een soort Paul Bremer (Greg Kinnear), stelt koppig dat de bron betrouwbaar is. Doorzoeken dus maar.

Maar Miller is niet gek. Hij gaat op zijn manier achter andere bronnen aan. Een inwoner van Bagdad tipt hem op een clandestiene vergadering van Saddams legertop. Daar moet een generaal bij zijn die precies weet waar die verdraaide WoMD zijn. Maar Millers opdrachtgever krijgt daar lucht van. En wil de generaal uitschakelen. En Miller desnoods ook…

De film is nog niet begonnen of Greengrass sleept ons aan de haren door de brandhaard die Bagdad heet. We rennen met Millers peloton door kapotgeschoten straten op zoek naar een atoombom in een oude melkfabriek of gifgas in een uitgebrande supermarkt. Overal worden de soldaten geconfronteerd met de wanhopige maar ook vaak vijandige bevolking. In deze scènes munt Greengrass uit met zijn zenuwachtige handheld camerawerk, flitsende montage en desoriënterende geluidseffecten; precies de overzichtelijke chaos die je bij een stadsguerrillafilm verwacht. En belangrijker: door de documentairestijl leef je intens met Miller mee, wordt identificatie bijna afgedwongen.

Het falsificeren van aanwijzingen dat Hoessein WoMD had klaarliggen is op zich een prima onderwerp voor een realistische actiethriller. Helaas wil Greengrass net iets meer. “I came here to find weapons and save lives!” laat hij Miller verontwaardigd uitroepen. Echte Amerikanen liegen niet en van waterboarding hebben ze nog nooit gehoord. Was dergelijk patriottisme in 2003 wellicht wat controversieel, anno 2010 is het bon ton, om maar niet te zeggen oubollig. En met dit pamflettisme verspeelt Miller onze sympathie enigszins, terwijl Jason Bourne ons juist fascineerde vanwege zijn donkere verleden.

Daarbij is het de vraag in hoeverre een waarheidsdrang als die van Miller op feiten berust of een revisionistische fantasie is uit Greengrass’ tijdmachine. Zijn scenario is deels gebaseerd op het waargebeurde Imperial Life in the Emerald City van The Washington Post journalist Rajiv Chandrasekaran. Maar dat gaat over het decadente vacuüm van zwembaden, nachtclubs en bioscopen dat de Amerikanen geschapen hadden rond het presidentieel paleis van Saddam Hoessein - een director’s goldmine die in de film gereduceerd wordt tot bizar decor. Zonde.

Dat Green Zone desondanks de moeite waard blijft is te danken aan Matt Damons altijd weer overtuigende under acting en Greengrass loeistrakke actieregie. Maar wellicht is een nieuwe, compleet verzonnen Bourne toch beter te vesmaden dan deze politiek correcte cocktail van fact & fiction.

Green Zone
Matt Damon in de Groene Zône