De dweepzucht van een underdog

Alleen in een film van Woody Allen kan een echtpaar met geloofwaardig enthousiasme aankondigen dat ze scheiden om hun huwelijk te redden. Deze beslissing vormt de openingsscène van Husbands and Wives, een satirische psycho-biecht in de traditie van 'Annie Hall' en 'Manhattan'. Ook dit keer een oerwoud van relationele complicaties.

Woody Allen zelf speelt een met het scheidende echtpaar bevriende hoogleraar die, net als zijn vrouw Mia Farrow, stomverbaasd is over deze paradoxale stap. Het echtpaar heeft er echter vrede mee. Voor zolang als het duurt tenminste. Want wanneer de echtgenoot (Sidney Pollack) zich hals over kop in een seksuele relatie met zijn aerobics-lerares stort, probeert zijn vrouw (Judy Davies) uit wraak een stevige Ier te schaken. Zonder resultaat overigens, want uiteindelijk gaat Farrow met de Ier aan de haal. En Woody? Allen zoekt compensatie voor zijn midlife crisis in een flirt met een aantrekkelijke, jonge studente, die een zwak heeft voor oude wijze mannen.

'Husbands and Wives' maakt een rauwere indruk dan zijn overgeciviliseerde voorgangers. Allen pakt de relaties harder aan, maakt de situaties pijnlijker en de dialogen raker. Dit alles met een ongekende vaardigheid. Toch valt te betwijfelen of hij met autobiografische soaps verder moet gaan.

Niet omdat een parallel tussen zijn 'pedofiele' filmische flirtages en Allens persoonlijke seksleven zijn integriteit ondermijnd zou hebben. Zijn biechtsatires beginnen vooral aan zeggingskracht in te boeten, omdat Allen in herhalingen vervalt. Zijn intellectuele anti-held verwordt tot een cynische zeurpiet en zijn ontwapenende zelfspot dreigt als een gemakzuchtige gimmick door de mand te vallen. Allen holt zijn eigen genre uit.

Bovendien wekt de regisseur, door terug te grijpen naar zijn vertrouwde succesformule, de indruk op safe te spelen. Misschien doen we hem met zo'n cynische aantijging onrecht en misschien mogen we niet twijfelen aan de intenties van deze dappere, bijna failliete cineast. Maar het is een feit dat hij met minder beproefde stijlexperimenten ook beduidend minder succes heeft geboekt.

Denk aan de tenenkrommende 'Interiors', die met zijn loodzware thematiek zo krampachtig met de rest van zijn oeuvre contrasteerde. Of aan 'Stardust Memories', waarin Allen zich vertilde aan een gekunsteld meta-niveau. Het leek wel of hij zijn wortels van 'oppervlakkige' stand-up comedian door wilde snijden om respect af te dwingen met 'diepgang', voorbehouden aan Europese kunstregisseurs als Bergman en Fellini. Met deze prententies verloochende Allen zijn leest. En nu met 'Husbands and Wives' klampt hij zich er weer veel te veel aan vast.

Dat wil niet zeggen dat Allen een beperkt filmer is gebleken. Integendeel. Met 'Broadway Danny Rose' heeft hij bewezen zich zonder kwaliteitsverlies los te kunnen maken van zijn intellectuele milieu. Op geraffineerde wijze wist hij in deze oorspronkelijke, warme tragikomedie over marginale variété-artiesten de harmonie tussen ironie en melancholie, tussen brutaliteit en intellect te bewaren. Daar waren lef en inzicht voor nodig.

Misschien moet Allen meer voor zijn oorspronkelijke talenten uitkomen en zich minder achter populaire stokpaardjes verschuilen. Minder in relaties grasduinen, minder naar meesters opkijken. Moed putten uit zijn ervaring als komiek in plaats van dwepen met zijn imago van underdog.