De verzoeningsstrategie van een charismatisch verleider

Regisseur Clint Eastwood heeft in zijn carrière geen enkele maal het budget van een filmproductie overschreden. Ook is hij altijd binnen de opnametijd gebleven. De aanwijzingen die hij aan acteurs op de set geeft zijn minimaal en doorgaans is hij tevreden met de eerste take. Een opname begint hij met een “well, let’s move on and not fuck this up by thinking about it too much” en rondt hij af met een “that`s enough of that shit”. Kortom, regisseur Clint Eastwood is een no bullshit filmmaker. Hij was dan ook de aangewezen man om de roman Playing the Enemy van John Carlin te verfilmen. Want Invictus, zoals de film heet, gaat over Nelson Mandela.

Morgan Freeman had Clint het script toegestuurd zonder te vermelden wie het hoofdpersonage is. Dat was cruciaal, want als hij dit wel had geweten was Invictus er waarschijnlijk nooit gekomen. Een icoon als Mandela past immers niet in Eastwoods oeuvre, waarin de helden verre van perfect zijn. Maar Clint was dus vrij van vooroordelen toen hij het verhaal begon te lezen over het Zuid-Afrikaanse rugbyteam Springboks. En dat was te goed om te laten liggen.

We schrijven 1995. Nelson Mandela (Morgan Freeman) is net president geworden. De stank van Apartheid hangt nog in de lucht. Zo bestaat het nationale rugbyteam - op één man na - uit blanke spelers. Niet zo vreemd dat geen zwarte Zuid-Afrikaan met het team meeleeft; er wordt zelfs steevast voor de tegenpartij gejuicht. En dat gebeurt nogal eens omdat de Springboks knudde spelen.

De zwarte bevolking wil af van deze koloniale symbolen. Mandela denkt er anders over. Hij gelooft niet in een afstraffing van de oude machthebbers, hij gelooft in hereniging. En als er iets verbroedert is dat wel sport. Nu, met het naderend wereldkampioenschap ziet hij een kans. Hij gaat in conclaaf met de captain van het team, François Pienaar (Matt Damon), spreekt hem moed in en drukt hem op het hart dat hier veel meer op het spel staat dan een beker. Pienaar is helemaal om en gaat zijn mannen klaarstomen. Geen eenvoudige taak.

Het is verfrissend dat het verhaal van Invictus zich op slechts één gebeurtenis in het leven van Nelson Mandela concentreert. Niet alleen omdat een volledige biopic van een man die 27 jaar in de gevangenis heeft doorgebracht wel eens monotoon zou kunnen worden, maar ook omdat diens charisma nu op een bijna terloopse manier voor het voetlicht wordt gebracht, geen overbodige luxe bij zo’n heilig verklaarde wereldleider.

Terwijl Invictus toch ook zeker inzicht in de man biedt. “Everyone takes it as given that Nelson Mandela is a great man, but few people actually know why he is great”, om met auteur Carlin te spreken. Clint doet dat door Mandela neer te zetten als een verleider in de breedste zin van het woord, een man die steeds iedereen voor zich weet te winnen. (Niet voor niets was ‘Seducer’ de oorspronkelijke titel van Carlins roman, afgekeurd vanwege associaties met seks). Clints Nelson is bovendien een uitmuntend strateeg, ook in zijn directe omgeving. Zo staat hij erop dat zijn eigen zwarte lijfwachten - tot hun ergernis - samenwerken met de blanke bodyguards van het oorspronkelijk regime. Een hoop gemopper, maar even later staan ze wel zij aan zij te juichen bij de wedstrijd. Verbinding is de sleutel.

Dat Invictus geen topzware hagiografie is geworden maakt Clints stijl er niet minder nadrukkelijk op. Zo hangt een scène waarin Pienaar de cel van Mandela bezoekt en Freeman in de voice over een gedicht voordraagt, tegen de kitsch aan. Op andere momenten weet Clint echter weer de voortdurende angst voor een aanslag voelbaar te maken; als er een lijnvliegtuig met ‘good luck!’ laag over het stadion scheert, vrezen de bodyguards een 9/11 avant la lettre maar zit de hele bioscoopzaal om deze macho geste te juichen. En blijkt Clint Eastwoord toch zelf ook een meesterlijk verleider.

Invictus
Morgan Freeman en Matt Damon