Kaping als reality tv

Dat er nog geen films gemaakt zijn over moderne piraten is minder verwonderlijk dan je in eerste instantie zou denken. Dreiging met bazooka’s, entering, gijzeling, verzet, ontbering en bevrijding op een onvoorspelbare oceaan garanderen weliswaar adrenaline, maar schipkapingen zijn vooral situaties waarin angst en machteloosheid regeren - soms jarenlang. Onmacht doet het nooit goed in Hollywood, want is onAmerikaans.

Maar eindelijk komt er dan een, wat later dit jaar, de eerste Hollywoodfilm over een scheepskaping: Captain Philips van Paul ‘Bourne’ Greengrass en met Tom Hanks. De ironie wil echter dat de onbekende Deense regisseur Tobias Lindholm, co-scenarist van Thomas Vintenbergs Jagten, de kop afbijt met een non-budget film over hetzelfde onderwerp. Kapringen (Kaping) heeft bovendien een originele invalshoek: de kunst der onderhandeling.

Veel waard is de Deense MV Rozen niet. Noch de lading, noch het vrachtschip zelf. Dat is ook niet waarvoor ze gekaapt wordt. De Somalische piraten eisen losgeld voor de bemanning. Niet dat die wat voorstelt: een zooitje ongewassen kinkels. Maar wel Peters ongewassen kinkels. Peter is CEO van de rederij. Een volbloed zakenman, een kei in onderhandelen, zoals we even meekrijgen tijdens een confrontatie met Japanse zakenpartners. Maar onderhandelen over mensenlevens is even wat anders dan handjeklap over aandelen. Toch? Peter zal dat ondervinden tijdens zijn telefonisch contact met Omar, een zelfverklaarde mediator die de kapers ‘vertegenwoordigt’ in vloeiend Engels. Een waardig tegenstander. Omar stelt dat de Somaliërs een somma van 15 miljoen dollar eisen. Peters startbedrag is 250 mille. Voordat ze een beetje tot elkander komen verstrijken er maanden. De spanning stijgt en de kapers dreigen de kok te executeren. Peter weigert toe te geven. Tot er een schot klinkt.

Filmliefhebbers die gruwen van Hollywoods overproductie en trukendoos kunnen hun hart ophalen aan Kapringen. De film kijkt als non-budget reality tv. Een vieze boot met vieze kajuit vol vieze mannen. Een claustrofobische theatersetting die extra benauwt doordat de camera bovenop de personages zit. De intimidatie door de grillige kapers, het klamzweet en de frustratie van de bemanning, je kunt het bijna proeven. Zelf de entering is niet gefilmd om ons toch vooral in die kleine ruimte te houden.

Daar staat tegenover de psychologische gevangenis van CEO Peter. Maandenlang verblijft hij in het o zo comfortabele kantoor en weet hij zich gesteund door zijn vrouwtje, maar zijn geest wordt volledig in beslag genomen door de zorg voor zijn mensen – ook als ongeduldige zakenpartners hem onder druk zetten. Steeds weet hij het hoofd koel te houden, blijft hij zijn opponent respectvol bejegeningen: “Hi Omar, how are you?” “I’m fine Peter, thank you.” Peter is een antiheld zoals we ze zelden meemaken, indringend vertolkt door Søren Malling.

Helaas is dat niet voldoende. Door de overkill aan hyperrealisme en vooral door het uitblijven van een catharsis, ervaar je Kapringen vooral als een uitputtingsslag. Zelfs de comic relief, zoals verbroedering met de kapers tijdens het vangen van vis, riekt naar Stockholmsyndroom. Maar genadeslag is een even onnodige als voorspelbare knauw aan het eind. Alsof de auteur ons wil straffen voor al te veel – Hollywoodiaans – optimisme en behoefte aan escapisme.

Zo komt het dat we stiekem toch uitkijken naar die andere piratenfilm. Natuurlijk, Captain Phillips zal vet geproduceerd zijn en vol trucs zitten om onze adrenaline rond te doen pompen. Maar dat mag. Want Captain Phillips is gebaseerd op heel erg waargebeurde feiten, terwijl regisseur/scenarist Tobias Lindholm de ellende van Kapringen onbeschaamd uit zijn duim heeft gezogen.

A Hijacking
Wachten op de knauw