Verwondering versus verwoording

Verveeld door de trivia van het dagelijks bestaan dromen we graag van situaties waarin het leven is teruggebracht tot de essentie. Van survival bijvoorbeeld. Niets zo romantisch als een loner die 't in de ongerepte natuur moet zien te redden. Bijna doodgaan, da's pas leven! Uiteraard leidt de eenzaamheid dan steevast tot existentialistische reflectie (ik ben één met de natuur!), de wildernis noodt tot ongekende inventiviteit (hoe krijg ik die natuur in mijn pan?). 

Vreemd genoeg worden er weinig survivalfilms meer gemaakt in Hollywood. Een van de laatste was Cast Away, over een man die op een onbewoond eilandje aanspoelt. Om geestelijk gezond te blijven gaat hij tegen een pop praten, om te overleven maakt hij slim gebruik van zijn omgeving. Na vijf jaar op krab & kokos bouwt hij een vlot van cassettetape en durft hij de wilde baren te trotseren. Cast Away maakte indruk omdat er weinig in uitgelegd wordt; de kijker krijgt alle ruimte om eigen wanhoop, berusting en verlossing te kanaliseren. Surviven in de bioscoopfauteuil, dat is wat we willen.

De Taiwanese regisseur Ang Lee associeer je niet snel met survival. Eigenlijk associeer je hem helemaal nergens mee, want er valt er geen peil te trekken op zijn oeuvre. Dat varieert van microkosmische juweeltjes als The Ice Storm tot commerciële blunders als Hulk. Hij heeft zich nu gewaagd aan Life of Pi, een bestseller van Yann Martel. Overleeft hij de hype?

Pi groeit op in een zoo waarvan zijn vader directeur is. Een paradijselijke omgeving, deze ‘Franse Rivièra’ van India. Maar als de inkomsten teruglopen is de familie genoodzaakt met beestenboel en al te emigreren. Hun schip komt in een orkaan terecht en vergaat met man en muis. Op Pi, een hyena, een aap, een zebra en een tijger na. Dit gezelschap wordt, samengepropt in een reddingsboot, al rap gereduceerd tot Pi en tijger. De jongeman moet alle zeilen bijzetten om te overleven.

Het eerste half uur van Life of Pi stelt ons danig op de proef met Disney-zoete indrukken van Pi’s universum. Van de knuffeldierentuin tot Pi's ontdekking van God (lees: New Age) en de wereldbieb, alles gearomatiseerd met liftmuziek. Eigenlijk weet de film pas te boeien als het schip is vergaan. Want een jongeman op een reddingsboot met een tijger, dat is natuurlijk een fantastisch gegeven. Die tijger is gemaakt van computer generated images, maar oogt zo overtuigend dat je je benen optrekt als hij in 3D naar de camera uithaalt.

Cruciaal voor de plot is dat Pi de tijger evenzeer nodig heeft als omgekeerd. “The fear of him keeps me alive, tending to his needs gives my life purpose.” Het is een van de vele clou’s die uitgelegd worden in plaats van geschilderd. Dat begint al met de raamvertelling waarin de volwassen Pi zijn relaas deelt met een journalist. Maar ook romantische momenten worden verpest door tekst: Pi die zich hardop afvraagt waar de tijger aan denkt als deze naar de sterren staart, Pi die God aanroept in een helse storm, Pi die in de epiloog de ‘ware’ toedracht uit de doeken doet. Zonde

De kracht van de film zit hem in de aanpak van het vraagstuk. Hoe doe je dat, overleven op de oceaan met een hongerig bijtbeest? We denken hard met Pi mee, maar Pi verrast voortdurend. Slapen in een provisorische hangmat aan de boegspriet, uitgooien van een zeeanker tegen zeeziekte, trainen van de tijger met behulp van stok, fluitje en vis. Common sense op hoog niveau - dus geloofwaardig. We accepteren het sprookje als zoete koek, alsof we de 227 dagen met hem meedobberen.

Maar Life of Pi is meer dan een puzzel. De uitmuntende fotografie maakt de film ronduit magisch. Fluoriserende kwallen, dansende walvissen, vliegende vissen, drijvende eilanden. Een sterrenhemel gereflecteerd in de rimpelloze zee waardoor Pi lijkt te zweven in het universum. Water, lucht en licht versmelten rond de eenzame held, gefilmd met de moed van een cineast die weet dat de grootste schoonheid tegen de kitsch aan schuurt.

Life of Pi
Eindelijk even sprakeloos