De narcist achter het genie

Geen grotere vloek denkbaar dan het stempel ‘genie’. Deze kwalificatie wordt met name gebruikt bij scheppende geesten die op jeugdige leeftijd een uitzonderlijke prestatie leveren. De rest van hun leven moeten ze dan aan te hoge verwachtingen voldoen waardoor ze creatief imploderen. Daarbij wekt het stigma argwaan: wat is er eigenlijk zo geniaal aan het genie?

Theaterman/filmmaker/acteur Orson Welles was zo’n slachtoffer. Al op 22-jarige leeftijd kreeg hij Broadway aan zijn voeten met een eigentijdse adaptatie van Shakespeare’s Julius Ceasar (1937) en vier jaar later draaide hij Citizen Kane, de gedoodverfde favoriet van iedere zichzelf respecterende filmcriticus. Maar aan het einde van zijn carrière verdiende Welles de kost met het acteren in wijncommercials - dikwijls dronken. “I started at the top and worked my way down ever since.”

De Britse musicus/theateracteur Christian McKay is doordrenkt met Orson Welles. Dat komt niet zomaar. McKay heeft eenzelfde babyface als Welles, dus was een voor de hand liggende keuze voor het one-man theaterstuk Rosebud: The Lives of Orson Welles. Voor deze rol las en bekeek en beluisterde hij werkelijk alles van het fenomeen, met als gevolg dat hij een soort Welles impersonator is geworden. Dat is precies de reden waarom deze onbekende acteur - tegen de zin in van de studiobazen - de hoofdrol heeft gekregen in een Hollywoodproductie over Welles' theatersucces: Me And Orson Welles.

Perspectief is de zeventienjarige scholier Samuel (heart throb Zac Efron). Sam droomt ervan acteur te worden en weet een rolletje te bemachtigen in Julius Ceasar van theatergezelschap The Mercury Theatre. Samuel is hevig onder de indruk van charismatisch leider Orson Welles. En van de bloedmooie productie-assistente Sonja (Claire Danes). Maar al snel merkt hij dat de theaterwereld minder romantisch is dan hij zich had voorgesteld. Egomaniak Welles reageert zich af op zijn gezelschap en Sonja vindt haar carrière belangrijker dan haar integriteit. De première dreigt in duigen te vallen.

De regie van Me And Orson Welles was in handen van Richard Linklater. Op zich verfrissend, omdat diens oeuvre bepaald geen highbrow film art uitademt. Linklater brak in ’93 door met de melige cultfilm Dazed and Confused, zorgde voor kassa met het Jack Blackvehikel The School of Rock (2003) en stak zijn nek uit met het artistiek bizarre A Scanner Darkly (2006). Helaas heeft hij met Me And Orson Welles zijn nek weer ontzettend ingetrokken.

De film begint als een sprookje. Sam loopt langs het Mercury, waar heel toevallig Mr. Orson Welles himself voor de deur staat te tetteren met wat acteurs. De leider is net een bijrolspeler kwijt, zoekt met spoed een acteur die kan zingen en de ukelele kan spelen. Sam zingt een stukje voor, roffelt wat op een trom en liegt straalhard over zijn ukelele-expertise. Aangenomen! Gelijk beginnen! Over een week première!

Deze lyrisch-naïeve toon accepteer je aanvankelijk omdat je een ode vermoedt aan de cinema van die tijd, het anything’s possible! positivisme. Ook de toneelmatige enscenering en het dito acteerwerk passen in zo’n stijloefening, want toentertijd was er nog geen sprake van naturalisme. Helaas is Me and Orson Welles geen stijloefening. Het is een pijnlijk oubollig vertelde mainstreamer die op geen enkele manier de passie voor theater overbrengt.

Dat komt niet in de laatste plaats door de wijze waarop Orson Welles geportretteerd wordt. Op zich interessant dat diens schaduwzijde voor het voetlicht komt, maar het blijft volstrekt onduidelijk waarom de man überhaupt een persoonlijkheid wordt toegedicht. McKay’s Welles is een gezwollen intellectueel met het charisma van een corpsbal, die weerzin oproept met slappe citaatjes en wise cracks en op geen enkel moment aantoont waarom Welles toch zo geniaal zou zijn geweest. Hij doet sterk denken aan McKay in interviews: leeg en glad - precies wat je van impersonater kan verwachten.

Me and Orson Welles
De impersonator als acteur