Een nul voor filmtoeristen

Het metafilmgenre, speelfilms die gaan over het maken van speelfilms, kampt met een potsierlijk imago. Niet zo vreemd. Zelfbewuste kunst riekt al snel naar narcisme. Dat doet het zeker als de regisseur zijn eigen director’s block als onderwerp neemt. Toch is één zo’n metafilm uitgegroeid tot een klassieker: Federico Fellini’s 8½ uit 1963. Hierin worstelt Fellini’s alter ego (gespeeld door Marcello Mastroianni) met gebrek aan inspiratie en probeert hij zijn zeurende producent, echtgenote, maîtresse en filmster te ontvluchten in jeugdherinneringen.

8½ is een heilige koe binnen de filmkritiek. Zoals het onverteerbare Citizen Kane nooit ontbreekt in de Filmsnob Top 10, zo wordt 8½ beschouwd als de ultieme Cinema Italiano. Er zullen echter weinig filmfans zijn die, eenmaal gekoppeld aan de leugendetector, durven te beweren dat ze zich geen moment hebben verveeld bij dit gedoodverfde meesterwerk. Want hoe fraai het camerawerk realiteit, fantasie en herinnering in elkaar laat overvloeien, er wordt toch wel erg veel geouwehoerd in deze film. Dat gezwets is functioneel, het illustreert de overbelasting van de regisseur en motiveert zijn dissociatie, maar het is tevens zelfgenoegzaam en maakt de film onnodig vermoeiend.

Heilige koeien zijn er om af toe een flinke schop onder de kont te geven. 8½ is een triester lot beschoren: er is een remake van gemaakt. Door een Amerikaan, die er een musical van heeft gebrouwen, Nine getiteld. Inderdaad, met een knipoog naar de maestro die zijn 8½ zo noemde omdat hij op dat moment zoveel speelfilms gemaakt had.

Doet zo’n titel het ergste vermoeden, je kunt je onmogelijk voorbereiden op het gedrocht dat Nine is geworden. De enige vraag die zich tijdens de 118 minuten durende filmwansmaak aan je opdringt is: waarom. Waarom is deze film in godsnaam gemaakt. Omdat de musical al dertig jaar succes heeft op de planken en een Tony heeft gewonnen? Omdat Amerikanen te lui zijn om de ondertiteling van 8½ te lezen? Of simpelweg omdat "it's there", om de woorden van Everestklimmer George Mallory te misbruiken?

Erg rationeel kan de reden niet geweest zijn, want ook op papier is dit project vragen om problemen: een remake van een Europese stijlfilm met associatieve structuur door een Amerikaanse mainstream filmmusicalmaker (Annie, Chicago). Maar laten we positief beginnen. Op zich pleit het voor regisseur Rob Marshall dat hij gekozen heeft voor een musical. Het is waarschijnlijk de enige vorm waarin Fellini’s abstracties voor een groot publiek onderhoudend gemaakt kunnen worden.

Helaas is Marshall niet all the way gegaan met de song and dance, want in Nine wordt bijna net zoveel geouwehoerd als in 8½. Daarbij zijn de songs totaal niet pakkend, de lyrics zelfs tenenkrommend want expliciet en nadrukkelijk (“He’s the king of Cinema Italiano!”). Nine lijkt gemaakt voor onbenullige Amerikaanse filmtoeristen, die van Europese kunst willen proeven, maar dan wel als hapklare fastfoodbrokken.

Eigenlijk is alles mis met Nine. Meest in het oog springt de casting. Daniel Day Lewis heeft zich een belachelijk Italiaans accent aangemeten en loopt krom van de method acting. De inmiddels 150-jarige Sophia Loren mag haar push-up showen om te benadrukken dat dit toch echt over Italiaanse cultuur gaat. De overige sterrollen, die van Penélope Cruz, Nicole Kidman en Judi Dench, zijn zo ledig en topzwaar van de Oscars dat ze het genre naar een nieuw dieptepunt trekken.

Nine is ook niet grappig (toch een potentieel verbeterpunt gezien Fellini’s volkstheaterhumor), niet sexy (Cruz als sex kitten is uitgesproken imploderend), niet subversief (alhoewel, er wordt stevig in gerookt!) en niet fotogeniek (David Hamiltons soft focus werd van zolder gehaald). Nine is helemaal niets. Toch overtreft hij 8½ in één opzicht: de stemmen zijn synchroon met de acteurs. Misschien moet dat de tagline op de poster worden, in plaats van het genante ‘Be Italian!’.

Nine
Dynamiek van nul