Antropologische flirt met koloniale zonden

Als schoolvoorbeeld van politieke correctheid is onze cultuur - in filmisch opzicht - opmerkelijk terughoudend met het opbiechten van nationale zonden. Geen big budget rolprenten over onze koloniale misdaden; liever herkauwen we onze slachtofferrol in de tweede wereldoorlog. De enige uitzondering van kaliber was 'Max Havelaar', en dat was meer 'de verfilming van het meesterwerk' dan een aanklacht tegen ons koloniale verleden.

Regisseur Hans Hylkema heeft de schone taak op zich genomen om eens een zwarte bladzijde uit de vaderlandse geschiedenis open te slaan: de politionele acties in Nederlands Indië. Hylkema koos als uitgangspunt Hella Haasse's novelle 'Oeroeg' (over de vriendschap tussen een Nederlandse en een Indische jongen aan de vooravond van de onafhankelijkheidsstrijd), en liet scenarioschrijver Jean van de Velde het boek filmrijp maken. Met dubieus resultaat.

De film 'Oeroeg' draait om Johan, zoon van een machtige planter. Johan staat symbool voor de generatie kolonistenkinderen die - ofschoon behept met de beste bedoelingen - niet helemaal vrij is van vooroordelen jegens de Indonesische bevolking. Als hij zich in de wapenrok moet hullen om deel te nemen aan het neerslaan van de opstand van Indonesische nationalisten, raakt hij in een tweestrijd verwikkeld.

Enerzijds meent hij zich niet te kunnen onttrekken aan zijn 'vaderlandse plicht', maar zijn geweten, zijn vriendschap met bloedbroeder/ vrijheidsstrijder Oeroeg, en zijn liefde voor de Indische cultuur doen hem twijfelen aan het recht van de kolonisator om in de archipel te heersen. Een confrontatie tussen Johan en Oeroeg kan niet uitblijven.

'Oeroegs hoofdrolspeler Rik Launspach ('Bij nader inzien') straalt een on-Nederlands charisma uit. Mooie kop, goed acteerwerk: een filmster. Ook alle respect voor de bijrol van Josée Ruiter ('Kind van de Zon') als de bijleslerares van de jonge Johan. Het laatste schouderklopje gaat naar cameraman Walther van den Ende die zich niet heeft laten verleiden tot zelfgenoegzame VVV-promotiebeelden van dit fotogenieke land, en toch een authentieke sfeer heeft weten te scheppen.

Maar dan de regie. Hylkema regisseert als een dominee. In werkelijk iedere scène wrijft hij ons onder de neus hoe decadent, racistisch, rücksichtslos en onwetend onze koloniale (voor)ouders waren. Deze aantijgingen missen ongetwijfeld niet elke grond, maar Hylkema's drammerige wijsvingertje wekt zoveel irritatie op dat zijn eye opener tot een zwartekousenpreek over racisme verwordt.

Deze irritatie wordt nog eens versterkt door het gebrek aan psychologische diepgang: de relatie tussen Johan en Oeroeg blijft steken op een oude-jongens-krenten-broodpeil, en krijgt pas meer dimensie als de jongens in de oorlog tegenover elkaar komen te staan.

Verder is het perspectief van de film bedenkelijk: 'Oeroeg' gaat niet, zoals al opgemerkt, over de belevingswereld van de Indonesische jongen, maar over die van de Hollandse Johan. Oeroeg zelf blijft een klankbord voor Johans tweestrijd, en Oeroegs cultuur een vergaarbak voor Johans cliché's ("zóóó'n mooi land, zúúúlke aardige mensen.").

Hylkema's compassie met Indonesië is een antropologische flirt met exotiek; hij heeft, zonder het zelf te beseffen, een post-kolonistische film gemaakt. 'Oeroeg' onleent zijn bestaansrecht daarom voornamelijk aan het feit dat er nog nooit een film over de politionele acties is gemaakt. En dat op zich maakt de film natuurlijk niet politiek correct.