Postmodernistisch moorden

Twintig jaar geleden is het inmiddels dat Quentin Tarantino zijn debuut maakte. Nog steeds is hij idool van veel jonge filmmakers. Begrijpelijk. Geen ander regisseur heeft eigen talent zo sluw weten te combineren met jatwerk uit het cultcircuit – de oogst van decennia lang obscure filmjuweeltjes begluren. Ook vertaalde hij de gouden formule van romancier Elmore Leonard (geweld + slap geouwehoer = hilarische spanning) in een nieuw filmgenre. Maar hij is vooral zo populair doordat hij mainstream als cult weet te slijten. Het is cool om Tarantino cool te vinden.

Wat fans nogal eens over het hoofd zien is hoe onfilmisch Tarantino’s stijl eigenlijk is. Er is nauwelijks sprake van visual story telling, wel van een overdaad aan dialoog. En woorden vervelen nu eenmaal sneller dan beelden. Daarbij gaat Tarantino met zijn personages om als ware deze crash test dummies: niemand is van vlees & bloed, iedereen kan opgeofferd worden aan de hilariteit. Dat schept afstand.

Epigonen hebben vooral de neiging Tarantino’s ‘nouvelle violence’ en zwarte humor te kopiëren. Maar krenten uit pap halen, dat gaat niet ongestraft. Compenseert Quentin zijn empathische tekortkomingen met ongekende spanningsopbouw, zijn volgers missen dat talent. Wel worden er interessante pogingen gedaan. Seven Psychopaths is zo’n bijvoorbeeld.

Marty (Colin Farrell) is een succesvol scenarioschrijver die aan een nieuw verhaal werkt. Of dat probeert. Zelf wijt hij zijn writer’s block graag aan zijn bitchy vriendin, maar de dagelijkse whiskeykaters helpen ook niet mee. Gelukkig is daar kameraad Billy (Sam Rockwell). Die heeft zat ideeën. Wat te denken van een film over zeven psychopaten! Marty heeft daar wel oren naar en kruipt achter het toetsenbord. Totdat blijkt dat Billy inspiratie put uit eigen omgeving. En die omgeving al snel Marty’s omgeving wordt.

De openingsdialoog van Seven Psychopaths is onbeschaamd Tarantinoïaans. Of beter gezegd: onbeschaamd Leonardiaans. Twee sukkels die als pubers over huurmoord kleppen, zelf in het vak blijken te zitten en dan ook nog eens geconfronteerd worden met een al even puberale concurrent. Beng! De toon is gezet voor een langgerekte zwarte grap over een scenarioschrijver die in zijn eigen scenario terechtkomt. Postmodernistisch? Meta? Déjà vu? Reken maar.

Het vermoeden dat we op een ‘ode’ aan QT zijn gestuit wordt verstrekt door de bizarre personages en de casting: intense mainstream acteurs als Tom Waits, Woody Harrelson Harry Dean Stanton en Christopher Walken garanderen een cultsausje maar zijn al snel te karikaturaal om serieus te nemen. Kwaliteitstypetjes.

Dat de eerste helft van Seven Psychopaths toch wel errug goed is, komt door de ingenieuze plot. Steeds is regisseur/scenarist Martin McDonagh ons een stap voor, fuckt hij onze mind op een manier die respect afdwingt. Ook veel grappen zijn gruwelijk effectief, zoals een running gag met Harrelsons kitschy gun die blokkeert op de meest dramatische momenten.

Ademstokkend en stilistisch omslagpunt is een strak opgebouwde, ook weer typisch Tarantinoïaanse dialoog tussen moordenaar en prooi. Die scène werkt doordat de prooi een personage is van vlees & bloed, iemand waar je je al binnen een paar minuten om bekommert. Als die scène is afgerond is de film ‘echt’ geworden, kan Seven Psychopaths niet meer terug naar af.

Helaas doet hij dat wel. En zelfs in haar absurditeit is de film niet consequent. Want de grootste uitglijder is een uitstapje naar – nota bene – historisch drama: de slachtpartij in dorpje My Lai tijdens de Vietnamoorlog. Deze morele faux pas ervaar je als een onoverkomelijke stijlbreuk.

McDonagh maakte eerder indruk met het sobere In Bruges. Hij is onmiskenbaar een talent waar we rekening mee moeten houden. Maar misschien moet hij nog eens kijken naar de minst populaire Tarantino, Jackie Brown, geschreven door Elmore Leonard, over gewone mensen. Zoveel moeilijker te maken dan pseudocult. Maar zoveel duurzamer.

Seven Psychopaths
Effe slap ouwehoeren