Paranoiathriller ontbeert thrill bij gebrek aan paranoia

Binnen het thrillergenre is de paranoiathriller een populaire subcategorie. Begrijpelijk, want de ingrediënten zijn uiterst smakelijk. De hoofdpersoon is vaak een journalist, die de waarheid stapje voor stapje ontrafelt om dan steeds weer op een nieuw web van leugens te stuiten. De vijand is onzichtbaar of op z’n minst schimmig, samenzweringen op overheidsniveau zijn een vanzelfsprekendheid. En de boodschap – voor zover sprake van – is een uitermate cynisch wereldbeeld: iedereen is corrupt en de waarheid een illusie.

Niet zo vreemd dat de paranoiathriller haar hoogtijdagen beleefde in het Watergate-decennium. Denk aan ‘The Parallax View’ (1974), ‘Three Days of the Condor’ (1975), ‘Capricorn One’ (1978) en uiteraard ‘All the President's Men’ (1976). Toch is een cynisch wereldbeeld van alle tijden, zo bewijst de populariteit van miniserie ‘State of Play’ die in 2003 door de BBC werd uitgezonden. Volgens de Internet Movie Database een serie van uitzonderlijke klasse, dus het was een kwestie van tijd tot Hollywood haar zou bespringen met big budget filmsterren. Dat ze niet eens de moeite nam om een nieuwe titel te verzinnen spreekt boekdelen.

Een junkie wordt doodgeschoten. Een vrouw komt onder de metro. Ogenschijnlijk twee menselijke drama’s die niets met elkaar van doen hebben. Maar journalist Cal McAffrey (Russell Crowe) ziet verbanden waar normale mensen paranoia vermoeden. Zeker als de vrouw in kwestie de maîtresse blijkt van congreslid Stephen Collins (Ben Affleck), een oude vriend van Cal. Cal krijgt hulp van roddeljournaliste Della Frye (Rachel McAdams) die halverwege de smaak van de onderzoeksjournalistiek te pakken krijgt. Ze komen erachter dat een koffertje dat de junk gestolen had van Stephens lief was. Zo stuiten ze op een beerput waar miljarden dollars in omgaan: de wereld van de ‘homeland security’, en dan privé à la Blackwater. Al snel vliegen de kogels hen om de oren.

In de eerste scène van ‘State of Play’ wordt een gauwdief achtervolgd in een nachtelijke metropool en vervolgens doodgeschoten. De scène is zo snel en zo ruig en zo - schijnbaar –warrig opgenomen, dat je je even in volbloed paranoiathriller waant. Even, want dan maakt regisseur Kevin Macdonald zijn eerste fout: hij brengt de killer volop in beeld. De vijand heeft een gezicht gekregen, nog voordat de film goed en wel begonnen is. Het is het begin van een aaneenschakeling van ongewenste helderheid: bijna alles in ‘State of Play’ wordt opgelepeld, voorgekauwd en uitgekauwd. Niks geen paranoia.

Daarbij lijkt iedere scène en ieder personage geplukt uit the greatest hits van filmklassiekers. Niet uit het paranoia-genre, maar uit reporter- en detectivefilms. De ongeschoren journalist die zijn kantoor/auto/appartement als vuilsnisbak gebruikt maar wel bovenop ieder detail van de zaak zit; de onervaren gossipmiep die zich als integer pitbulljournaliste ontpopt; het conflict met de hoofdredactrice die zich aan de deadline vastklampt maar zich toch achter haar reporters schaart; de strijd met de politie die de journalisten verwijt aanwijzingen achter te houden... We hebben het allemaal al zo vaak gezien, en zo veel scherper.

Wat de film had kunnen redden is stijl. Want juist daarvan moeten paranoiathrillers het hebben: zenuwachtig camerawerk en staccato montage, adrenalinebeelden die de kijker net zo verward doen voelen als de speurder (denk aan Oliver Stone’s drie uur durende ‘JFK’ dat je als een ware hersenspoeling beleeft). Helaas. ‘State of Play’ kampt niet alleen met een schrijnend tekort aan verwarring maar mist evenzeer een visuele handtekening. De beelden wordt keurig netjes gepresenteerd. Alsof je naar een tv-serie zit te kijken - let wel, niet naar de serie ‘State of Play’.

State of PlayM
Helen Mirren, Rachel McAdams en Russell Crowe banen hun weg door de cliché's