Verlicht aanrecht met hartverwarmende spuugbak

Het kitchen sink-genre is hard werken geblazen voor de filmliefhebber. Gesitueerd in een grimmig arbeidersmilieu of uitzichtloze werklozenscene, druipend van onrecht, geweld, drugs en zwarte thee, gespeeld door acteurs die gecast zijn op talent in plaats van good looks, topzwaar van de politiek correcte moraal, biedt dit soort films weinig kans op een avondje onbezonnen bioscoopplezier. Filmhuisdarlings voor masochisten?

Daar lijkt het wel op. Engagement en didactiek gaan immers hand in hand. Kitchen-cineasten bestraffen onze behoefte om te escaperen in oppervlakkige en daardoor verleidelijke emoties, zwaaien met een maar-zo-is-het-échte-leven vingertje. Daarbij is het altijd weer afwachten of we beloond worden voor onze emotionele investering. Want dat is bij dit genre toch wel de premisse, dat die hyperrealiteit uiteindelijk de meest krachtige emotie opwekt – in contrast met het kaassoufflé-effect van Amerikaanse filmhamburgers. Hoe échter de ellende, hoe échter gevoel.

Soms is dat echte gevoel bijna ongewenst echt. Zo maakte aanrechtcineast Ken Loach met My name is Joe één van de ruigste kitchen sinks ooit, over een born again alcoholist die helemaal voor de positiviteit gaat en daarvoor bestraft wordt in een mokerslag van een climax. Een film die een plekje kerft in je hersenschors. Gelukkig kan er ook zoiets bestaan als kitchen sink light. Dat toont diezelfde Loach aan met The Angels' Share. Geen masochistische inslag vereist.

Robbie (Paul Brannigan) heeft het niet getroffen. Als zoon van criminele ouders is zijn leven getekend door geweld, drugs en nihil opleiding. Maar er is een lichtpuntje. Hij is zojuist vader geworden. Voor het eerst. Zijn schoonpapa wil hem echter de stad uitschoppen. Letterlijk. En eerst moet Robbie nog een paar miljoen uur taakstraf verrichten. Dat laatste lijkt erger dan het is, want het overige gajus is ook best tof. En teamleider Harry (John Henshaw) heeft een hart van goud. Hij neemt het tuig zelfs mee voor een weekendje whisky proeven. Robbie blijkt een goede neus te hebben. En bedenkt een uitgekookt plan om daar stinkend rijk mee te worden.

Op YouTube zijn zelfgemaakte trailers te zien van filmklassiekers, de zogeheten recuts, waarbij door middel van nieuwe montage, muziek en voice-over de plot en sfeer zodanig verdraaid worden dat de film tot een compleet ander genre lijkt te behoren. Horrorfilm The Shining bijvoorbeeld, wordt hilarisch omgeturnd in een dad-son bonding/feelgood movie. Ook de trailer van The Angels' Share oogt alsof ie gemanipuleerd is. Tussen de filmfragmenten verschijnt, in flarden, de Opraheske tekst “To make a change… you need a chance… But with the right spirit… anything is possible.” Dat, plus een opgewekt tokkelend gitaartje en een hoop geschater, doet vermoeden dat we hier ontzettend in de maling genomen worden. Dít een échte Ken Loach!? Jazeker.

Nou ja, voor dat light moeten we ons wel eerst vertillen aan een dosis heavy. Vooral de confrontatie tussen Robbie en een slachtoffer van diens gewelddadige drugsverleden lijkt geknipt uit een documentaire over zinloos geweld. Ook enkele straatscènes drukken ons met de neus op de wetten der asfaltjungle. Jaja, zo is het echte leven in Glasgow!

Maar Loach mikt toch vooral op de gulle lach. Dat doet ie soms flauw, door onwetendheid te ridiculiseren (knul met mosterdglazen weet noch wie Albert Einstein noch wie Mona Lisa is) soms liederlijk (knul met drankblik zuipt uitspuugbak van geproefde whisky – compleet met rochels – in één teug op), soms teder (losers plagen elkaar liefdevol). Al rap sluit je deze losers in je hart, en slik je het ongeloofwaardige jongensboekplot - bijna een stijlbreuk in dit serieuze genre - als zoete koek.

The Angels' Share wordt gepresenteerd als het Schotse antwoord op The Full Monty, maar is veel subtieler. Of lighter? Oeps. De stap van light naar oppervlakkige, en daardoor o zo verleidelijke emoties is klein. Nog even en we gaan voor ons plezier naar een kitchen sinker.

The Angels' Share
Een neus voor vloeibaar goud