Überlol om zinkende Sky Radio

Scenarioschrijver Richard Curtis geldt als een zwaargewicht binnen de Britse comedy. Hij heeft televisiesuccessen op zijn naam staan als ‘Mr. Bean’, ‘Spitting Image’, ‘Blackadder’, ‘Not the Nine O'Clock News’ en ‘French and Saunders’, en was verantwoordelijk voor filmhits als ‘Bridget Jones’s Diary’ en ‘Four Weddings and a Funeral’. Niet zo vreemd dat de man is gaan geloven in zijn golden touch en de regie op zich heeft genomen van ‘The Boat that Rocked’, een min of meer historische film over een Britse etherpiraat in de sixties. Met rampzalige gevolgen.

We schrijven 1966. Slechts twee uur per week besteedt de BBC Radio aan rock muziek, terwijl het Britse volk snakt naar pop en rock ‘n roll. Gelukkig zijn daar de etherpiraten, radiozenders die net buiten de territoriale wateren hun anker hebben uitgegooid. Een jongeman wordt door zijn moeder naar zo’n Rock Boat gestuurd om stage te lopen bij zijn peetvader en diens piraten. Dat blijkt een onverdeeld genoegen. De diskjockey’s zijn vrijgevochten feestbeesten die van rock hun life style hebben gemaakt en de snotneus opnemen als hun mascotte. Maar er hangen onweerswolken boven de Noordzee. Want de overheid wil af van deze ondermijnende elementen.

Het leven op de Curtis’ (fictieve) Rock Boat lijkt een studentikoos feest. Werkelijk iedereen heeft er voortdurend de meest onvoorstelbare lol. Lol om four letter words, om maagdelijkheid, om promiscuïteit, om condooms, om drugs. Lol om alles waar je maar lol om kunt maken. En werkelijk iedereen loopt voortdurend te swingen en te dansen en te vozen en te zuipen. Deze Überlol verspreidt zich als een ware epidemie; er wordt regelmatig overgesneden naar Britse huishoudens waar iedereen - aan de radio gekluisterd - voortdurend uit zijn dak blijkt te gaan.

Curtis pretendeert allerminst een realistische film gemaakt te hebben. Maar de sfeer van ‘The Boat’ is zo doorgeslagen in haar lolligheid dat je naar een twee durende Amstel Bier reclame denkt te kijken. Geen enkele ruimte voor oprechte emotie. Erger nog: het beetje tragiek in de film wordt belachelijk gemaakt: als een naïeve, maagdelijke diskjockey er na 17 uur huwelijk achter komt dat zijn sexy bruid met hem in de echt is getreden om met een collega diskjockey/seks-symbool naar bed te kunnen gaan, wordt de kijker geacht mee te lachen met haar brutale opportunisme. Hahaha! Typisch sixties! Dat Curtis’ daarbij zijn piraten neerzet als idealisten die Engelands geest willen bevrijden uit haar Victoriaanse korset (in plaats van als cynische plaatjespluggers) komt dan hypocriet over.

Critici verwijten Curtis dat hij niet bij zijn leest gebleven is. Dat de grappen meer tot hun recht waren gekomen onder andermans regie. Onzin. Daar zijn ze te banaal voor. Het is ook niet de ongein die ‘The Boat’ tot zinken brengt. Het is de muziek. Want er worden uitsluitend hits gedraaid. Op zich al niet bijster origineel of waarachtig - in de sixties werden natuurlijk niet alleen maar hits gemaakt. Maar vooral weerzinwekkend. Want deze nummers zijn in de loop der jaren stuk voor stuk als Arbeidsvitaminen aan gort gedraaid. ‘The Boat That Rocked’ geeft je dus het gevoel dat je aan Sky Radio bent vastgebonden. 129 minuten lang. Met koptelefoon.

The Boat that Rocked
Etherpiraten hadden in de sixties 24 uur lol per dag