Boot camp voor onzichtbare helderzienden

De Britse journalist Jon Ronson maakte in 2004 voor Channel 4 de documentaireserie The Crazy Rulers of the World, over een even onbekend als absurd onderwerp: het First Earth Battalion van het Amerikaanse leger. Deze eenheid, opgezet in 1979, was gericht op de exploitatie van de mogelijk paranormale krachten van haar soldaten. De manschappen werden getraind in helderziendheid en mind control en leerden zelfs hoe ze zich onzichtbaar zouden kunnen maken (dat werd al gauw teruggebracht tot ‘niet meer zichtbaar’) en door muren heen zouden kunnen lopen (dat leverde de nodige bloedneuzen op).

Het bataljon bestond voornamelijk uit veteranen die gefrustreerd uit Vietnam waren teruggekeerd. Onder de bezielende leiding van hippie-sergeant Jim Channon kregen ze een New Age mentaliteit aangemeten en werden ze opgeleid tot ware psychic monk warriors. Niet langer moesten ze de vijand bestoken met vlammenwerpers en napalm, maar met mind control en doordringende blikken. “We don’t fight with guns, we fight with our mind.”

Hoe belachelijk dit alles ook moge overkomen, er zijn kapitalen in de kinderfantasieën gestoken en tot op de dag van vandaag wordt gebruik gemaakt van zogenaamde ‘remote viewers’, bijvoorbeeld om terroristische aanslagen te voorspellen.

Naar aanleiding van het succes van de documentaireserie schreef Jon Ronson een boek over het bataljon, The Men Who Stare at Goats. Dit werd weer opgepikt door de productiemaatschappij van filmster George Clooney en regisseur Grant Heslov. Resultaat is een gelijknamige komedie. Die helemaal mislukt is.

In de film heet Ronson Bob Wilton (Ewan McGregor). Hij is gedumpt door zijn vriendin en vertrekt naar Irak om daar als oorlogsjournalist afleiding te zoeken. Dat vindt Bob al snel als hij kennismaakt met Lyn Cassady (George Clooney), veteraan van het First Earth Battalion. Lyn trekt met Bob de woestijn in en vertelt hem het bizarre verhaal van zijn speciale legereenheid, ook wel Jedi Warriors geheten naar het personage van Star Wars. Bob heeft moeite alles wat Lyn zegt te geloven, maar als ze ontvoerd worden door al-Qaida hebben ze diens hocus pocus hard nodig.

Het grote probleem van The Men Who Stare at Goats is dat het een speelfilm is. Als je in de documentaire een militair-in-uniform op serieuze toon hoort vertellen hoe hij zijn hamster heeft doodgestaard, geloof je de man of denk je in ieder geval dat hij er zelf in gelooft. Maar als je, zonder enige voorkennis, Clooney’s Lyn hoort zeggen dat hij een geit heeft doodgestaard, denk je met een absurde komedie te maken te hebben en neem je niet snel meer iets serieus in de film.

Die inschatting wordt versterkt door de neiging van de scenarioschrijver om Lyns paranormale gaven op de hak te nemen. Zo laat hij Clooney tijdens het autorijden naar de wolken staren om deze ‘op te lossen’ (“keeps me scharp”). Overdrijven bij zo’n onderwerp is natuurlijk een doodssteek. Nog verwarrender wordt het als de kolder verstoord wordt door grimmige fragmenten, zoals een scène waarin een soldaat naakt de binnenplaats oploopt en zich door het hoofd schiet, of beelden van krijgsgevangenen die gemarteld worden met rockmuziek en stroboscoop.

En hoezeer we ook vermaakt worden door Clooney die zijn klassieke charme onderuithaalt met doodserieuze of verongelijkte blikken, en door Jeff Bridges, die als flower power sergeant een hilarische neef van The Big Lebowski neerzet, je kunt je niet onttrekken aan het besef dat je de lulkoek eigenlijk doodserieus moet nemen.

Rest de vraag wat Jon Ronson van de filmadaptatie vond. “Sat there with a big smile on my face”, zei hij op de rode loper van de première. Maar een beetje ‘remote viewer’ zag een enorme L op zijn voorhoofd staan.

TheMen Who Stare at Goats
Clooney staart geit dood