Integere documentaire over schizofrene bebop-koning

"As far as I'm concerned, Americans don't have any original art except for Western movies and jazz", aldus Clint Eastwood. Dat Clint van Westerns houdt wisten we al jaren, maar zijn passie voor jazz is pas sinds 'Bird' (1988) publiek geheim. Met deze geslaagde biografie over bebop-saxofonist Charlie Parker bewees regisseur Clint zich ook als een jazzliefhebber met het hart op de juiste plaats.

Het stemt dan ook hoopvol dat de documentaire 'Thelonious Monk: Straight no Chaser', over de gelijknamige bebop-pianist/componist met 'Clint Eastwood presents' opent. Dit keer echter heeft Clint zijn rol tot die van geldschieter beperkt. De regie liet hij over aan Charlotte Zwerin, die naam maakte met de Rolling Stones-docu 'Gimme Shelter', berucht vanwege beelden van moordende Hells Angels.

Voor haar film over Thelonious Monk (1917-1982) putte Zwerin uit archiefmateriaal. Veertien uur maar liefst: registraties van optredens, studiosessies, backstage-babbels en de onvermijdelijke schouderklopjes in het getto. Deze authentieke impressies wisselde ze af met actuele interviews, waarin familie en collega's vertellen over Monks hoogtijdagen in Harlem, over zijn vernieuwende speeltechniek en over de pesterijen van de politie.

Ook blijkt hoezeer Monk op zijn vrouw Nellie hing. Deze afhankelijkheid was grotendeels te wijten aan Monks schizofrene aanvallen, die hem decennia lang sloopten, en hem in 1976 alle plezier in het pianospel ontnamen: "I just don't like playing anymore."

Die schizofrenie heeft echter ook in positief opzicht sporen nagelaten. Zo klonk in zijn krankzinnige, bijna a-tonale stijl een geniale frisheid door, en viel hij met zijn absurde outfit extra op: een uitvinderssik, een leren muts en een hoogwaterbroek waren bepaald niet gangbaar in de cool looking jazzkringen.

Ook zijn perfomance was 'anders'. Hij sloeg de toetsen aan alsof hij stroop van zijn vingers probeerde te smeren, tapte spastisch op de maat mee, en onderbrak zijn spel met koddige rondedansjes die hij afrondde met een duivelse, triomfantelijke grijns. Monk maakte naam als een jazzgek, maar wel als een geniale.

Wie hoopt dat de naam 'Clint Eastwood' en de titel 'Gimme Shelter' indicaties zijn voor instant drama, komt met 'Thelonius Monk' bedrogen uit. De docu mist de stuwkracht van fictie als 'Bird', terwijl Monks persoonlijkheid niet charismatisch genoeg is voor intrinsieke adrenaline.

Toch is de documentaire de moeite waard. Ze geeft een compleet beeld van een fascinerend artiest en een integere, ongeromantiseerde indruk van de zwarte jazz-wereld. Bovendien valt er genoeg te genieten van Monks getingeltangel; zijn spel klinkt als een verademing tussen al het virtuoze gefreak dat de jazz zo'n mathematisch imago heeft gegeven.