Ode aan oubolligheid

Het getuigt van weinig stijl om filmmacho's uit vervlogen tijden te ridiculiseren omdat ze inmiddels oubollig overkomen. Smaken veranderen en straks zijn onze helden even genant als de mannetjesputters van weleer. In de filmgeschiedenis is slechts één icoon te vinden die al tijdens zijn hoogtijdagen tenenkrommend was: John Wayne. The Duke is nooit cool geweest. Erger, Wayne's houterige verschijning heeft het westerngenre decennia lang opgezadeld met een oubollig stigma. Hij was zó square dat het onmogelijk is een equivalent te vinden in het moderne Hollywood. De Stallones en de Costners, hoe reactionair of narcistisch ook, weten op gezette tijden indruk te maken. Wayne heeft zijn bordkartonnen machismo consequent volgehouden.

Als er één filmster niet thuishoort in het lijstje filmmacho's is het Jeff Bridges wel. Een acteur die er niet voor terugdeinst om een chronisch blowende werkloze Dude te vertolken (The Big Lebowski). Interessant dus dat uitgerekend hij in de voetsporen treedt van John Wayne in de remake van western True Grit ('69). Zeker ook omdat regie en scenario in handen zijn van filmauteurs met een originele invalshoek, Ethan en Joel Coen. Maar soms is de wens de vader van de verwachting.

Mattie (Hailee Steinfeld) is veertien jaar jong. En halfwees. Haar vader is vermoord door een werknemer (Josh Brolin) die nu voortvluchtig is maar laag op het prioriteitenlijstje van de Wet staat. Mattie mag jong zijn, ze is rap van tong en vastberaden de moord te wreken. Ze huurt een alcoholistische sheriff (Jeff Bridges) in die al twee dozijn desperado's over de kling heeft gejaagd. Dit onwaarschijnlijke duo krijgt hulp van een echte Texas Ranger (Matt Damon). Hij is van het type law & order en zoekt de schurk voor een andere moord. Tijdens de klopjacht in de ongerepte natuur komen ze veel schorriemorrie tegen en vliegen de kogels hen om de oren. Maar loyaliteit is troef.

Liefde voor de western. Dat spreekt uit True Grit. En dan niet voor de spaghettimutatie maar voor de klassieke romantische versie met een vleugje Unforgiven. Dus behalve pioniersoptimisme ook modder, vitaminegebrek en fundamentalistische christenen. De openingscredits zijn nauwelijks verdwenen of we worden onthaald op een openbare verhanging waarbij het breken van de nekken duidelijk hoorbaar is. Da's nog eens acclimatiseren.

Ook wordt snel duidelijk dat de Coen Brothers zich niet laten verleiden tot hun gewoonlijke ironische stijlfiguren. Die hebben weliswaar geleid tot klassiekers maar ook tot ergernis en zouden in deze context misplaatst zijn. Afgezien van een bandiet die met dierengeluiden communiceert en een blanke medicijnman met spraakgebrek, worden de personages redelijk serieus genomen. Daarbij is aan de dialogen te merken hoezeer de Coens trouw wilden blijven aan de roman. Archaïsch Engels en veelvuldig gebruik van Bijbelse teksten creëren een negentiendeeeuwse, bijna formele sfeer.

Uiteraard geven de Coens er wel hun draai aan. Zo is de onderhandeling tussen Mattie en een hebzuchtige ex-business partner van pa zó strak, scherp en geestig dat het scenariofragment de Oscar voor Literatuur verdient.

Maar naarmate de film vordert gebeurt er iets. Of beter gezegd: iets niet. We raken niet betrokken bij de personages. Niet ongewoon in gewone Coenfilm, waarin de afstand toegeschreven kan worden aan de ironische ondertoon. Maar bij True Grit zijn de broers wel degelijk uit op onze compassie. En die krijgen ze niet. Daar is de sfeer - en wie had ooit gedacht dat deze term in verband gebracht zou kunnen worden met hun naam - te oubollig voor.

Nou had het zout in de pap nog kunnen komen van een charismatisch acteur. Maar Bridges, die op de rode loper nog even verkondigde dat hij niet de pretentie had om in de "booths of the Duke" te lopen, schmiert erop los. Waardoor zijn binnensmonds ouwehoerende trigger happy zuiplap er nog clichématiger op wordt. En we terugverlangen naar the Dude, het enige filmpersonage in de filmgeschiedenis dat altijd cool zal blijven.

True Grit
The Dude als the Duke