Sierlijke sfeerschets van het beest in de mens

Het klinkt als cinematografische blasfemie, maar eigenlijk was Jack Nicholson volstrekt ongeschikt voor zijn beroemde rol in 'The Shining'. De film ging immers over een schrijver die langzaam maar zeker in een bijlhakkende psychopaat veranderde, terwijl Nicholsons smoelwerk al vanaf het eerste moment krankzinnigheid uitstraalde - geen mogelijkheid voor spanningsopbouw dus.

Nicholson was slachtoffer geworden van het manische aura waarmee hij in 'One Flew over the Cuckoo's Nest' zoveel respect had afgedwongen, en dat hij daarna net zo lang zou uitmelken totdat hij een persiflage werd als the Joker in 'Batman'.

Gelukkig is Nicholson ouder en wijzer geworden. Hij balanceerde zijn rol in 'A Few Good Men' opvallend goed uit en liet in 'Man Trouble' zowaar een luchtige kant zien. In zijn nieuwste film 'Wolf geeft hij een nieuwe, indrukwekkende dimensie aan zijn oude charisma met een rol die toch erg aanlokkelijk geweest moet zijn om 'dicht te schmieren': een weerwolf.

Will Randall (Jack Nicholson) is een redacteur bij een grote uitgeverij. Nadat hij bij volle maan door een wolf is gebeten, begint hij langzaam in een weerwolf veranderen. Zijn zintuigen worden steeds scherper en zijn persoonlijkheid begint krachtige en harde kanten te vertonen. Will krijgt weer zin in seks met zijn vrouw en bindt met succes de strijd aan met collega Stewart (James Spader), een ambitieuze yup die probeert Wills functie over te nemen.

Maar zijn pas verworven wolvenziel maakt ook Wills donkere zijde manifest. Als hij ontdekt dat Stewart zijn vrouw neukt, bijt hij hem in diens hand en piest hij over hem heen - "Ik baken mijn territorium af". 's Nachts dwaalt hij, met jukbeenderen vol haar en de klauwen en snijtanden van een roofdier, rusteloos door de schaduwen van Central Park. Op zoek naar zichzelf. Even vindt hij troost in de armen van Laura (Michelle Pfeiffer), maar dan krijgt Will te maken met concurrentie van een andere weerwolf: Stewart heeft ook bakkebaarden gekregen.

'Wolf’ is niet zozeer een weerwolffilm als wel een sierlijke sfeerschets van het beest in de mens. Dat is ten dele het resultaat van Mike Nichols' ('Who's Afraid of Virginia Wolf’) ingehouden regie. Nichols verliest zich gelukkig niet in spectaculaire high-tech trucages om de metamorfose in weerwolf overtuigend te maken (Nicholson wordt simpelweg overbehaard wakker), maar intrigeert ons met suggestieve flitsen van snijtanden en indringende helicoptershots van nachtelijk New York in plaats van obligate close-ups van wild gechoreografeerde slachtpartijen. Heel stijlvol.

De belangrijkste troef van Wolf is echter Nicholsons subtiele spel. Het is een genot om de man zo beheerst zijn karakter te zien bijsturen, om hem van een gedesillusioneerde meno-frustraat in een passie-beest met ijskoude blikken en snoevende neusvleugels te zien muteren. Geen moment overkill. Pure klasse. Wat Wolf ondermijnt is een tenenkrommend einde.

Blijkbaar waren de laatste pagina's van het script zoekgeraakt en heeft men op de set geprobeerd er een einde aan te breien: als hekkesluiter krijgen we een gevecht tussen de weerwolven voorgeschoteld. Plat en voorspelbaar, een scène die in geen enkel opzicht uitstijgt boven het B-filmgenre van Roger Corman, waar Nicholson zijn filmcarrière ooit begonnen is. Meer dan zonde.